essay

Die Andere Seite des Mondes; Lady Gaga avant la lettre

Door Mahlee Plekker
25 november 2011

Donker, kort haar. Donkerrode lippenstift, sterk aangezette wenkbrauwen en zwart omrande ogen. Moderne jurk. Zo moeten de vrouwen in de kunstkringen van de jaren ’20 en ’30 er uit gezien hebben. De tentoonstelling Die Andere Seite des Mondes van de Kunstsammlung NRW in K20 Düsseldorf, richt zich op deze vrouwen; pioniers van de avant-garde. Centraal staat hun werk uit de eerste helft van de 20ste eeuw, waarmee ze een belangrijk aandeel hadden in de esthetische vernieuwingen in Europa. Hannah Höch, Sophie Taeuber-Arp, Sonia Delaunay, Claude Cahun en Dora Maar zijn namen die doorgewinterde kunsthistorici eventueel iets zeggen. Florence Henri, Katarzyna Kobro en Germaine Dulac zijn echter namen die helemaal geen plaats in de kunstgeschiedenis hebben weten te veroveren. Aan de kwaliteit van het werk ligt het echter niet, zo wil curator Suzanne Meyer-Büsser van Kunstsammlung Nordrhein Westfalen graag aan het grote publiek laten zien.

Alle vrouwen die vertegenwoordigd zijn in de tentoonstelling stonden op enig moment in hun carrière in contact met elkaar. Ze werkten binnen het dadaïsme, het constructivisme en het surrealisme, en gebruikten uiteenlopende media. Voor vrouwen was het op dat moment nog niet vanzelfsprekend een rol te spelen binnen de door mannen gedomineerde kunstwereld. Tot 1919 hadden ze geen toegang tot de kunstacademies. Ze konden zich niet beroepen op het sociaalhistorische platform van deze academies, kunstassociaties en kunstenaarsgezelschappen als kruiwagen de kunstwereld binnen. Het hoge artistieke niveau van hun werk, hun moderne netwerkvaardigheden en hun onvoorwaardelijke engagement hebben ervoor gezorgd dat hun talenten toch gezien werden, volgens conservator Meyer-Büsser. Stuk voor stuk hebben deze vrouwen een belangrijke invloed op het ontwikkelen en propaganderen van deze, op dat moment nieuwe, stilistische stromingen gehad. Naast hun artistieke vaardigheden wil de tentoonstelling met de 230 getoonde werken ook hun onderlinge relaties, wisselende vriendschappen en tijdelijke samenwerkingsvormen zichtbaar maken.

Juist deze onderlinge relaties laten zien wat hun levens zo opvallend maakte. Florence Henri (1893-1982) was als fotografe een van de gezichten van het ‘Nieuwe Zien’. Met haar fotografie richtte ze zich op nieuwe perspectieven om ruimte te vangen. Haar uiterlijk voldeed aan de laatste mode, ze was wel bereisd, vrijgezel, meertalig en haar intellectueel kunstenaarschap maakte haar rond 1929 een spil in avant-garde kringen. Ook Sophie Taeuber-Arp (1889-1943) was bij uitstek een socialite in dit wereldje, waar ze als vanzelfsprekend ook Florence Henri leerde kennen. Ze maakte veelzijdig werk waarin dadaïsme en geometrisch-abstracte kunst met elkaar in aanraking kwamen. Als echtgenote van kunstenaar Hans Arp kon ze uitgebreid gebruik maken van zijn netwerk. Ze wordt gepropagandeerd als ‘degene die mensen met elkaar in contact bracht, en samen Piet Mondriaan en Theo van Doesburg een belangrijk aandeel in de succesvolle verspreiding van de concrete kunst in Europa heeft gehad.’ Ze wordt door haar grote internationale belangstelling en als medewerkster van het Frans-Amerikaanse tijdschrift Plastique zelfs een vroege ‘networker’ genoemd. Vrienden van het echtpaar waren, naast Mondriaan en Van Doesburg, ook Moholy-Nagy en Sonia en Robert Delaunay. Sonia Delaunay (1885-1979) schilderde non-figuratief, maar maakte vooral furore met haar Parijse modelabel. Hoewel Sonia Delaunay en Sophie Taeuber-Arp beiden hoogopgeleid en ambitieus waren, en ze als vrouwen-van een bepaald aanzien genoten, stonden ze als echtgenotes altijd op de tweede plaats. Beide kunstenaars verwachtten van hun echtgenotes dat ze hun artistieke ontwikkelingen opzij zouden zetten om de kinderen op te voeden en te zorgen dat er geld in het laatje kwam. Toch wisten ze beiden een indrukwekkend oeuvre op te bouwen. Ook Dora Maar (1907-1997) is nu vooral nog bekend als vrouw-van. Ze studeerde schilderkunst en fotografie in Parijs, en behoorde in de jaren ’30 tot de Parijse Surrealisten. In 1936 werd ze door een bevriend kunstenaar aan de 25 jaar oudere Picasso voorgesteld. Als geliefde en muze van Picasso is ze het onderwerp van een van de duurste schilderijen ooit geveild: Dora Maar au Chat (1941) bracht in 2006 op de veiling van Sotheby’s maar liefst $100 miljoen op.

Pablo Picasso, Dora Maar au Chat (1941)

Lady Gaga avant la lettre

De meest flamboyante van het stel was misschien wel Claude Cahun (1894-1954). Zij staat bekend als de radicaalste vertegenwoordigster van het surrealisme. Naast haar surrealistische werk fotografeerde Cahun ook. Hoewel haar fotografie ondergeschikt is aan haar surrealistische werk en Cahun haar zelfportretten niet exposeerde, is er in de tentoonstelling voor gekozen vooral haar foto’s te laten zien. Naast het werk van de andere kunstenaars in de tentoonstelling leveren haar foto’s een verrassende bijdrage aan het geheel; ook hier is ze een vreemde eend in de bijt. Als feministe, lesbienne en Joodse leidde Cahun een heel ander leven dan de anderen. In plaats van te profiteren van een bevoorrechte positie als vrouw van een bekende kunstenaar of op zijn minste telg uit de upper-class, leefde Cahun haar leven buiten de sociale normen. Vanuit deze gemarginaliseerde positie rebelleerde ze tegen de vastgelegde gender-identiteit. In haar foto’s projecteerde ze verschillende culturele stereotiepen via aangenomen rollen en maskers op haar eigen lichaam, waarbij ze puur mannelijke of vrouwelijke eigenschappen ontkende en een transseksuele en androgyne persoonlijkheid naar voren wilde brengen. Hoewel dit tegenwoordig amper als vrijzinnig kan worden gezien, Lady Gaga doet tegenwoordig niet anders, was het androgyne voorkomen van Cahun in de jaren ’20 wel degelijk vooruitstrevend.

Claude Cahun, zelfportret, (1927) (op  haar shirt staat: Don’t kiss me, I’m in training.) en zelfportet (1928) (gereflecteerd in spiegel), Jersey Heritage Trust

Damesbezoek

Ook de vaste collectie van Kunstsammlung Nordrhein Westfalen in K20, Grabbeplatz draagt tijdens de duur van de tentoonstelling haar kleine steentje bij aan de feminisering van de Düsseldorfse museumwereld. Op de bovenverdieping van K20, waar de vaste collectie huist, loopt het project Grandes Dames – Visitors to the Collection. In navolging van het boek Tate Women Artists dat de Tate Gallery uitgaf, stelde het museum zichzelf de vraag hoe groot het percentage vrouwelijke kunstenaars in de vaste collectie is. Na een nadere inspectie van de collectie door de (vrouwelijke) hoofdconservator, (vrouwelijke) educatiemedewerker en (vrouwelijke) directeur bleken dit maar twee werken te zijn. Voor Grande Dames zijn deze gaten in de overwegend mannelijke vaste collectie tijdelijk opgevuld door werk van vrouwelijke kunstenaars in bruikleen te nemen.

Belangrijker dan enkel het opmerken van deze gaten is echter de vraag wat dit gebrek, als het al een gebrek is, betekent voor het museum. De collectie die de basis van het museum vormt is de weergave van een bepaald verzamelbeleid. Is het zaak om de geschiedenis van de collectie te veranderen door politiek correct ook vrouwelijke kunstenaars op te nemen? Hoe zinvol is het vaststellen van een strikt percentage van vrouwelijke kunstenaars in een collectie? Is het ontbreken van vrouwelijke kunstenaars in de collectie niet een logisch gevolg van het feit dat er simpelweg minder vrouwelijke kunstenaars actief waren in het tijdsbestek waar de collectie zich op richt? Deze nuchtere vragen stelde het drietal zichzelf ook. Met kunstenaars als Käthe Kollwitz, Gabriele Münter, Meret Oppenheim (in dit geval géén vrouw-van) en Paula Mondersohn-Becker probeert K20 een antwoord te formuleren op deze vragen. Deels slagen ze hierin door interessant werk van vrouwelijke kunstenaars toe te voegen aan de collectie, maar toch ontkomen de makers er niet aan dat veel van de werken handelen over geboorte en het moederschap, waardoor er woorden als ‘typische vrouwenonderwerpen’ in mijn gedachten blijven opkomen. De moeite die het blijkt te kosten om werk van vrouwen in de vaste collectie een zinvolle plek te geven, illustreert heel mooi hoe uniek de positie van de vrouwelijke avant-garde pioniers was. Die was het immers wel gelukt om een positie in te nemen naast hun mannelijke tegenhangers. De tentoonstellingen in K20: Die Andere Seites des Mondes, Grandes Dames en een kleine tentoonstelling in K21, de hedendaagse dependance van K20, Neue Künstlerinnenräume, vormen door een weloverwogen beleid een sympathiek drieluik dat niet vervalt in feministisch gezever.

‘Und wenn du denkst der mond geht unter’

Er mag geen twijfel over bestaan dat het werk getoond in de tentoonstelling Die Andere Seite des Mondes kwalitatief hoogwaardig is, maar toch doet juist die nadruk op hun kwalitatieve vaardigheden, hun engagement en hun netwerk anders vermoeden. Er wordt teveel benadrukt dat deze vrouwen zonder hun netwerktalenten nooit enige naam hadden overgehouden in de kunstwereld. Hoewel het uitgangspunt sympathiek is, wordt daarmee vergeten dat de vrouwen die de conservator gekozen heeft bijna allemaal vrouwen uit hogere kringen zijn, en dat ze vaak echtgenote van een bekende kunstenaar met een flinke naam waren. Tegen wil en dank zaten ze al in die kruiwagen.

De fijne catalogus die bij de tentoonstelling is uitgegeven geeft echter wel het inzicht dat juíst hun extravagante persoonlijkheden, hun hechte vriendschappen in beroemde kringen en foto’s van theepartijtjes met de grote mannelijke kunstenaars interessant zijn. Ze geven een mooi tijdsbeeld, en vertegenwoordigen de sfeer waarin zij tot hun manier van werken kwamen. Door deze achtergrondinformatie op zaal meer uit te melken zou de nu enigszins statische opbouw van de tentoonstelling doorbroken worden. Het is de vraag of de vertegenwoordigde vrouwen wel een plaats hadden gekregen in het kunstdiscours als er geen mannelijke tegenhangers waren geweest, maar feit blijft dat het merendeel van de werken prachtig zijn, en dat ze dit plekje binnen de kunstgeschiedenis, met of zonder kruiwagen, echt wel verdienen.

De tentoonstelling Die Andere Seite des Mondes, Künstlerinnen der Avantgarde is t/m 15 januari 2012 te zien bij Kunstsammlung Nordrhein Westfalen, K20, in Dusseldorf. Meer informatie: www.kunstsammlung.de

Over de auteur

Mahlee Plekker droomt van moderne kunst, verre reizen en woeste golven. Ze schrijft graag reportages over kunst, cultuur, koken en (h)eerlijk eten. Het liefst in combinatie! Meer van haar werk via www.mahlee.nl

Lees meer van

AIR/PORT @ Antwerpen

Door Mahlee Plekker

Of De Optimist het leuk zou vinden om een kijkje te nemen bij het cultureel uitwisselingsproject AIR/PORT van creatief platform Beauty Without Irony in Antwerpen? Nog voordat we überhaupt gekeken hadden wat het project inhield waren we al enthousiast. Natuurlijk! Antwerpen! Belgische biertjes, struinen door de prachtige straten, de vergane glorie van de Antwerpen Zoo, […]

Lees meer uit de categorie essay

De huppelende Casanova

Door Patricia Piolon

In de folklore wordt het konijn meestal gezien als een lafaard par excellence. Veel wordt er niet over het beest gezegd; áls er al iets over hem wordt gezegd, wordt hij meestal niet geprezen, en als hij al wordt geprezen, is dat om de snelheid waarmee hij zich uit de voeten kan maken

ontwerp: Artur Schmal Studio / ontwikkeling WordPress: Daniël Philipsen