kort verhaal

Aangespoelde Lijken

Door Andre Weststrate | beeld: Kate van Harreveld
22 juni 2009

Ze zijn aan de stoep bezig, net iets voorbij Ledig Erf en de spoorbrug. Ik houd van het knarsende geluid van het zand en de steentjes onder mijn schoenen. De ouders van mijn eerste vriendinnetje hadden een oprijlaan met grind. Stiekem ben ik nog steeds verliefd. Bijna thuis. Ik kijk naar binnen, maar er is geen bekende aan het werk in de kroeg op de hoek. Niet dat dat belangrijk is. Als jij er zit, dan zou het belangrijk kunnen worden. Maar ik zie je natuurlijk niet, want je zit er niet. Ik loop door. Nog geen minuut later ben ik thuis en ontvang ik je bericht. Dus toch. Ik had je echt niet zien zitten. Misschien was je net even naar het toilet. Je drinkt eerst je wijn nog op, want het duurt een kwartier voordat je er bent. In de tussentijd doe ik m’n broek weer aan, zoek ik m’n sokken bij elkaar. Liefde is een touw om je nek dat best lekker zit, als je het niet al te strak aantrekt. Je hoort dan alleen de vreugdekreten, gelach en het gezang. Maar niet de afwijzing, het gehuil, het gejammer, de kater. Het verstomt allemaal voor de deur van de kroeg en nestelt zich achter je oogleden. Liefde ligt te wachten tot je wakker wordt, maar naast jou ben ik nog nooit wakker geworden. Als je binnen komt, krijg ik een knuffel van je. Leuk. Je ploft neer op bed alsof het nooit anders is geweest. Als een getrouwd stel maken we het elkaar wat moeilijk. Dat schijnen we vaker te doen. Na een half uur zeg je dat je terug moet naar je volgende glas wijn. Het is tenslotte maandag en al bijna sluitingstijd. Als je naar de deur loopt, maak je nog een opzichtige toespeling om koffie te gaan drinken. Later. Waarom ook niet. En natuurlijk dansten we niet. Dat hebben we nooit gedaan. Ik ben sowieso niet zo’n danser. Het zal er dan ook wel nooit van komen. Maar soms is het leuk om te denken dat ik zelfs op het gladste ijs zou kunnen dansen. Je geeft me nog een knuffel en ik wil je hoofd vastpakken om het nog eens goed te bekijken. Als je weg loopt draai je nog een keer om. Jouw nacht in. Voor mij hoeft het allemaal niet meer, maar ik ben ook al oud.

Alle vrouwen bij wie ik over de vloer kom en andersom, iedereen lijkt te denken dat ik mijn bed met ze deel. Toegegeven, ik zou niets liever doen. Elk weekend lippen om te delen, elke dag een andere naam om te vergeten. Terug in mijn kamer kan ik je nog ruiken. De geur is zoet, maar niet het soort zoet van overwinning of wraak. En in dat zoet sluimeren de sigaretten die je al gerookt had nog voordat je langs kwam. We hebben vooral weer even gepraat. Zoals we altijd doen. Ik wil je een bericht sturen: ‘Als ik niet steeds verliefd zou worden op blonde hoeren, dan werd ik het op jou.’ Ik doe het niet, schrijf dat ik je prachtig vind en druk op Stuur. Precies vaag genoeg. Je zal niks terugsturen, denken dat ik eigenlijk maar een idioot ben. Ik kan ermee leven. De stoel wankelt op een poot en ik sta op mijn tenen. Je fluistert in mijn oor dat ik het fijn vind op de rand. De enige plek waar ik geen last heb van hoogtevrees. Ik ga op een been staan en hoop stiekem dat de aflandige wind me weg zal blazen, de zee in. Golven zullen over me heen duikelen en ik word verzwolgen door het schuim en het water – water dat leven brengt – en ik hap naar adem. Ik val net zo diep als het touw lang is. De stroming trekt het water terug en ik kan er met mijn voeten niet meer bij. Ik voel nog net een spetter. Ik moet bij de rand wegblijven. Er zijn er al vele voor mij verdronken en hun aangespoelde lijken liggen te rotten op de kust. Maden doen zich te goed aan je waardigheid, gieren pikken het laatste stukje zedigheid weg, water verdrinkt je ziel. Je roomblanke huid gaat op in je vensterbank. Ik heb mijn koffie al op, jij drinkt liever lauw. De flauwe avondzon scherpt de omtrek van je gelaat tegen de hemel die een paar uur geleden nog blauw was en zich nu langzaam vult om straks leeg te lopen. Je lippen vormen zich rond een sigaret en rook sijpelt langzaam weg. Een zachte wind laat je krullen op en neer bewegen. Je staart voor je uit, over de gracht, en zegt dat je voeten twee kleuren hebben omdat je slippers strak zitten. Ik zie alleen dat je nagellak donkerrood is. Als kind kon je denk ik al niet binnen de lijntjes kleuren en ook met je nagels heb je nog moeite. Je vindt het best zo. Ik ook. De bloemen op je jurk verzin ik in je haar. Of nou ja, eentje dan.

Lees meer uit de categorie kort verhaal

Een kleine inkeping

Door Imme Visser

De deur valt achter mij dicht met een doffe bons die niet opvalt in de nacht. Ik blaas koude, natte lucht in mijn sjaal. De donkerte buiten valt me minder zwaar dan verwacht; er is ruimte voor mij, hier. Ik heb de eerste de beste winterjas om mij heen geslagen en in mijn rechterhand klem […]

ontwerp: Artur Schmal Studio / ontwikkeling WordPress: Daniël Philipsen