essay

Hitler was een Oostenrijker

Door Maarten van Riel
28 juni 2010

Door Fleur de Weerd en Maarten van Riel
Beeld: Danibal

Volgens een recente studie in opdracht van het Comité 4&5 mei heeft negentig procent van de Nederlanders zich verzoend met ‘de Duitsers’. Precies zeventig jaar na de destructieve wereldoorlog lijken de meeste wonden dus geheeld. Maar, zo rijst de vraag, waarom moesten we ons eigenlijk verzoenen met ‘de Duitsers’ en niet met ‘de Oostenrijkers’? In het debat over boete en schuld aangaande de verschrikkingen van de oorlog blijft de Alpenrepubliek opvallend genoeg buiten schot. Om het geheugen even op te frissen: Hitler was een Oostenrijker.

Nie wieder Krieg. Nie wieder Auschwitz
De gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog liggen nog immer als een roetlaag over Duitsland. Met name de systematische moord op de Europese Joden is een onuitwisbare schandvlek op de Duitse geschiedenis gebleken. Nobelprijswinnaar Günter Grass stelde in 1989 dat de Duitse schuld een ‘niet weg te praten bezinksel’ is waarvoor de natie zich voorgoed zal blijven schamen. Ruim twintig jaar later klopt Grass` veronderstelling nog steeds: Duitsland is als natie schuldbewust, maar ook individuele Duitsers (zelfs diegene die vijftig jaar na de bevrijding van Auschwitz zijn geboren) leven met een schuldbesef en worden in hun eigen geschiedenislessen weggezet als de bad guys van Europa. Dit is niet zonder gevolgen, en ‘de Duitsers’ proberen dan al decennia lang hun imago op te poetsen. Op politiek niveau begon dat op een mistroostige dag in december 1970 toen Willy Brandt, de toenmalige bondskanselier, een knieval deed voor het monument van het joodse getto van Warschau. Later, in de jaren negentig, werden er talloze schadevergoedingen uitgekeerd en spijtbetuigingen geuit aan voormalige slachtoffers en werd het startschot gegeven voor een ware wildgroei van gedenkplaatsen – met als architectonische gruwel het Holocaust-Denkmal in Berlijn. Een meer praktisch medeleven met de mensheid kwam op gang na de hereniging van beide Duitslanden in 1990 – de deling tussen oost en west werd door Grass gezien als boetedoening voor Auschwitz. Asielzoekers uit de Balkan en Afrika vonden massaal onderdak in het xenofobe land van weleer. Ook maatschappelijk  gezien is Duitsland Europees Kampioen boetedoening: de samenleving is sterk gepolitiseerd en de erfenis van 1933-1945 staat bijna overal nog op de agenda. Het gaat er misschien niet meer zo wild aan toe als begin jaren zeventig, toen onder andere de Rote Armee Fraktion het voortleven van nazi-Duitsland in de toenmalige gevestigde orde wilde ontmaskeren, maar links en rechts vliegen elkaar nog steeds in de haren over hun opvattingen aangaande die periode, zoals jaarlijks op 1 mei in Berlijn wordt tentoongespreid. Kortom: Duitsland is (vooralsnog) een schuldbewuste natie die blijft worstelen met haar donkerbruine verleden omdat ze daar simpelweg geen streep onder kunnen  trekken.

Het eerste slachtoffer
Na een blik op de naoorlogse geschiedenis van Duitsland kan het contrast met die van Oostenrijk niet veel groter zijn. Aanvankelijk leek de Oostenrijkers hetzelfde lot beschoren als de Duitsers: het land werd meteen na de capitulatie opgedeeld en bezet door Amerikaanse, Franse, Engels en Sovjet troepen. Anders dan bij hun Noorderburen lukte het de Oostenrijkers echter na tien jaar weer te ontkomen aan deze bezetting. De manier waarop het Duitse lot Oostenrijk bespaard bleef, mag op zijn minst wonderlijk genoemd worden.
De Geallieerden hadden aan het eind van de oorlog propagandapamfletten boven de Alpen gedropt waarin Oostenrijk als eerste slachtoffer van nazi-Duitsland werd bestempeld. Het doel hiervan was om in de laatste fase van de oorlog het verzet te stimuleren in het Oostenrijkse deel van het Dritte Reich. Destijds schoot het pamflet zijn doel voorbij (Oostenrijk vocht tot het bittere eind), maar na de oorlog gold het document als basis voor een slachtoffermythe. Vanaf het moment dat de eerst Sovjet-tanks Wenen binnenrolden, stonden politici klaar om een antifascistische boodschap te predikten als onderdeel van een slachtoffermythe om zodoende de onafhankelijkheid terug te winnen.
Deze koerswijziging is opmerkelijk als men het Oostenrijk van vóór de Anschluß in 1938 beziet. Na de Eerste Wereldoorlog werd de Republik Deutsch Österreich uitgeroepen. Dit was een politiek versplinterde, sociaal chaotische en etnisch versnipperde republiek waar revisionistische gevoelens broeiden. Onder leiding van Engelbert Dollfuß werd een austrofascistische dictatuur gecreëerd – het parlement werd afgeschaft, politieke partijen verboden en een vergaande censuur ingevoerd. Dat Oostenrijk reeds voor de Anschluß maatschappelijk en politiek doordrenkt was van fascistische elementen waarin de nazi-ideeën aangaande de joden in goed aard viel, is uiterst relevant. De meeste politici die na de Tweede Wereldoorlog de antifascistische boodschap predikten waren namelijk direct afkomstig uit dat fascistische bewind.

Bijna tien jaar na het einde van de oorlog werd het Oostenrijkse vraagstuk, na een slim diplomatiek spel met de Sovjets, losgeweekt van de Deutsche Frage. Hoewel het land de medeverantwoordelijkheid aan de oorlog aanvaardde, was het in werkelijkheid niet meer dan het plichtsgetrouw citeren van de Geallieerden met het doel zelfstandigheid te herwinnen. De Oostenrijkse politicus Leopold Figl wist namelijk op het allerlaatste moment een sleutelpassage uit het verdrag te schrappen toen de Sovjet minister Molotov aan hem vroeg het voorliggende verdrag te ondertekenen. De kleine Oostenrijker antwoordde brutaal njet en verklaarde: “Wissen sie Herr Minister, ihr Name ist für mich unglaublich eindrucksvoll. Von den ersten Anfängen an sind Molotow und die russischen Revolution ein Begriff.” De aanwezigen hielden hun adem in, maar Molotov knikte en bracht een nadenkend da, da uit. Figl verklaarde dat het een paradox was dat Oostenrijk als eerste slachtoffer van Hitler de medeverantwoordelijkheid van diens misdaden moest dragen. Er werd een laatste stemronde voorgesteld die gunstig uitviel voor de Oostenrijkers. Enkele momenten later verklaarde een triomfantelijke Figl aan de buiten wachtende journalisten: “In einer Minute ist der für Österreich diffamierende Absatz gefallen.” De enige passage die verwees naar de schuld van Oostenrijkers tijdens oorlogstijd – de zogenoemde Mitschuldklausel – was uit het document geschrapt.

Vechten om de Wehrmachtstem
Daarna voltrok zich een politiek markconformistisch principe op alle denkbare niveaus. Oostenrijkse politici stapten af van hun antifascistische proza, het schuldbesef werd opzij geschoven en er kwam ‘vergiffenis’ voor in de plaats. Oorlogsmisdadigers werden vervroegd vrijgesproken in de volksrechtbanken, antisemitisme werd vergeven en voormalig nationaalsocialisten waren weer welkom in politiek en bestuur. Slachtoffers en voormalige verzetshelden waren ver in de minderheid vergeleken met de voormalige Wehrmachtsoldaten en NSDAP-aanhangers.
Vanwege een maatschappelijke consensus en de logica van de kwantiteit werden de frontstellingen van het verleden verdrongen. De helden op de oorlogsmonumenten waren nagenoeg altijd Oostenrijkse soldaten in een Duits uniform en bijna nooit de grootse groepen politiek-ideologische slachtoffers van het nationaalsocialisme: Joden, Slovenen, zigeuners en homoseksuelen. Het duurde tot in de jaren tachtig voordat de mythe deels werd ontrafeld. Zoals in 1986, toen het oorlogsverleden van Bondspresident-kandidaat Kurt Waldheim opspeelde en hem in het nauw dreef. De manier waarop Waldheim (“Ik heb in de oorlog niets anders gedaan dan honderdduizenden andere Oostenrijkers, namelijk mijn plicht vervuld als soldaat.”) en zijn Oostenrijkse Volkspartij (“Zolang niet bewezen is dat hij eigenhandig zes Joden gewurgd heeft, is er niets aan de hand.”) reageerden, is veelzeggend. Dat er in de jaren daarna nog altijd plaatst was voor politici met een eigenaardige afwijking naar rechts, bewees Jörg Haider in de jaren negentig.

Wat nou foute Duitsers!
In de hedendaagse Oostenrijkse geschiedschrijving is de ontmythologisering van het oorlogsverleden even omstreden als de herinnering zelf, en daarom is het nog steeds geen taboe om nazistische of neonazistische sympathieën te uiten. Ook foto’s van opa in Wehrmacht-kostuum staan nog steeds op het dressoir onder het motto ‘het was plicht’. Er zijn zelfs politici die wijzen naar de voordelen van Neurenbergse rassenwetten met betrekking tot de huidige islamisering.
Dit primaat is mede gebaseerd op de manier waarop de internationale gemeenschap na de oorlog over de Oostenrijkse medeschuld heenstapte. In retorperspectief doet dit alles de wenkbrauwen fronzen: waren Adolf Hitler en Seyss-Inquart (Rijkscommissaris van bezet Nederland) geen Oostenrijkers? And what about Ernst Kaltenbrunner en Adolf Eichmann, het brein achter de systematische uitroeiing van de Europese joden? Kortom: was Oostenrijk niet medeplichtig? Blijkbaar niet, want de Koninklijke familie der Nederlanden ging kort na de oorlog (vanaf de jaren vijftig) op skivakantie in de Alpenrepubliek. Met Bernhard voorop, dat moge duidelijk zijn.
Een van de meest kritische Oostenrijkers, Nobelprijswinnares Elfriede Jelinek, heeft haar kijk op de vaderlandse geschiedenis helder uiteengezet: “Als je het psychoanalytisch uitdrukt zou je kunnen zeggen dat Oostenrijk – het land van daders bij uitstek – na de oorlog een valse onschuld in de schoot geworpen kreeg. Het naoorlogse Duitsland is een veel democratischer land geworden dan Oostenrijk, dat zich nog altijd in zijn valse onschuld wentelt en dat niet toelaat dat er ook maar een beetje kritiek aan de oppervlakte treedt.” Kritiek is in Oostenrijk een taboe en wordt zorgvuldig onder het tapijt geveegd en toegedekt met een bedenkelijke mengelmoes van volksliederen, Sisi en toerisme. Net als Grass is Jelinek van mening dat de vaderlandse schuld onmetelijk is. “Die schuld kan niet sterven, ook generaties later niet.” Elementair verschil tussen beide landen is dat Grass niet alleen staat in zijn opvatting, maar Jelinek wel. Haar mening wordt overstemd door xenofoob gezwam van Hansl en Grethl uit Tirol.

Tien procent
Ja, het was de Duitse burgerij die Hitler op het Berlijnse pluche zette. En ja, in het verlengde daarvan namen ‘de Duitsers’ het voortouw in het transformeren van Europa in een Sodom en Gomorra dat zijn weerga niet kende. Maar wanneer we met onze vinger gaan wijze naar ‘schuldigen’ moeten we ons realiseren dat Duitsland niet de enige ‘foute’ natie was in het Europa van de jaren dertig en veertig – om nog maar te zwijgen over het verraad onder onze eigen bevolking. Duitsland is evenwel het enige land dat al decennia lang zichtbaar worstelt met haar verleden en nog steeds rekenschap aflegt. Zelfs nu ze sinds een kleine tien jaar haar eigen slachtofferschap aan het voetlicht wil brengen (over de massale verkrachtingen door Sovjetsoldaten, de bombardementen op Duitse steden en de 12 miljoen ‘verdreven’ Duitsers uit Midden- en Oost-Europa) blijkt het dadervraagstuk nog springlevend. Op die manier blijft stofhappen een nationale sport.

Ongeveer negentig procent van de Nederlanders heeft ‘de Duisters’ inmiddels vergeven, maar zo’n tien procent wil de daders van weleer nog van alles ten laste leggen. En dat is wonderlijk gezien het feit dat het ‘ons’ geen enkele moeite heeft gekost om Oostenrijk te vergeven – met het Koningshuis voorop. In Oostenrijk wordt de schuldvraag al decennia lang consequent van tafel geveegd (al is er inmiddels ook in Wenen een Holocaust-Denkmal verrezen) terwijl de Duitse ambassadeur niet eens welkom is op de Nederlandse dodenherdenking – wat overigens weer een typisch geval is van boetedoening. Het zou wenselijk zijn als die laatste tien procent hun verbitterde mening laat varen. Dan kan onze koningin en haar gevolg eindelijk zonder schuldgevoel op skivakantie naar Lech.

Lees meer van

Go Back to Renesse

Door Maarten van Riel

Ruim anderhalf jaar geleden zag ik de Amsterdamse band Go Back to the Zoo hun bescheiden repertoire van vier nummers opvoeren in een studentenhuis in Utrecht. Inmiddels hebben ze een platencontract bij Universal en werken ze aan hun debuutalbum. Aan het begin van een hoopvol jaar volgde ik de band twee dagen lang – van […]

Lees meer uit de categorie essay

Lumineus – Bram Nijssen

Door Shinta Lempers

[slickr-flickr tag=”Bram2″] Schaduwen spelen met spiegelingen, fel daglicht met een draaideur, de cijfers twee, zes en vijf met de ruimte tussen hen in. Achter de ruit hangt een zilveren lijst die een groot wit vlak omkadert. Pontificaal opgehangen, voor iedereen duidelijk te zien. En toch is er geen enkel spoor van een boodschap. Waar je […]

ontwerp: Artur Schmal Studio / ontwikkeling WordPress: Daniël Philipsen