In de leer bij een optimist
Door Eileen Ros | beeld: Joram EsveldBeeld: Joram Esveld
U kent hem niet, Jeroen Meijer (33). Zijn levensgeluk werd op het nippertje van een wisse dood gered door het lezen van Sartre. Misschien wilt u toch een kijkje nemen dan. Jeroen is dan wel niet één van de Coen Brothers, niet de zoon van Harry Mulisch, Anna Drijver in eigen persoon of een ander bekend figuur, maar wel een lange, magere Amsterdammer die als operateur in een oude bioscoop aan een voormalig rivier films draait. Deze zelfde Jeroen, die angst kreeg voor huisje-boompje-beestje tijdens een wervelende twintigerscarrière, maakt sinds acht jaar films. Animaties, of, in de woorden van hemzelf: ‘een combinatie van grafisch ontwerp en bewegend beeld’. Ik spreek Jeroen al een paar jaar. Soms kort, soms langer. Dan spring ik op, met ideeën, vrolijke denkbeelden, en dan doet Jeroen iets. Hij zegt: ‘jamaar’. Kijkt dan streng en noemt allerlei argumenten die al het positiefs van een rots het ravijn induwen. Jeroen Meijer is een pessimist, dacht ik.
‘Geen enkele algemene moraal kan je vertellen wat je doen moet, er zal je geen teken gegeven worden.’
(Vrij vertaald uit: L’existentialisme est un humanisme. Jean-Paul Sartre, 1965).
Zo regende het. En werd iedereen nat. Ik zou Jeroen interviewen. In het kader van, had ik in de mail gezet, De Pessimist, een idee voortvloeiend uit De Optimist – een ingewikkeld verhaal. Jeroen was ietwat verontwaardigd. Hij een pessimist?
We nemen plaats aan een tafel in de oude bioscoop. Nemen de vorige dag door en eten koekjes als ontbijt. Ik heb een volle tas bij me met spullen die ik voor mijn verjaardag heb gekregen. ‘In die tas zitten cadeaus’, zeg ik en bedenk met welke vraag ik zal beginnen. Jeroen is me voor.
Jeroen: ‘Ik vier m’n verjaardag nooit.’
Ha!, denk ik, een pessimist! Zwijgend wacht ik af of ik nog meer in de schoot geworpen krijg.
Jeroen strijkt over zijn baard en schraapt zijn keel. ‘Dat mensen in een kringetje zitten, allemaal omdat het moet, met mensen die je de rest van het jaar niet ziet. Dan voel ik me ongemakkelijk. Voor mij hoeft het niet. Ik vind het veel leuker om gewoon, uit het niets af te spreken.’
Tradities brengen mensen bij elkaar die anders niet bij elkaar zouden komen. Gezellig toch?
Jeroen fronst. ‘Het is eerder een geforceerde vorm van mensen bij elkaar brengen.’
Jeroen belt zijn ouders wel met vader- en moederdag: ‘Ik eer tradities’, maar doet dat omdat andere mensen daar blij van worden.
Dus je belt familie en vrienden zelf wel op?
Jeroen lacht. ‘Daar ben ik eerlijk gezegd ook slecht in, het onderhouden van langeafstandsrelaties.’
Wanneer heb je voor het laatst iemand gebeld?
Jeroen: ‘Vorige week.’
Dat valt best mee.
‘Hij woont in Amsterdam. En het is mijn beste vriend.’
O.
‘Maar hij heeft een kind. Dat vergt veel tijd. En hij is allergisch voor katten.’ Dus ziet Jeroen, die twee katten heeft, zijn vriend alsnog niet vaak. ‘Maar begrijp me niet verkeerd’, zegt hij op een serieuze toon, ‘ik het waardeer het wel. Echte vriendschap is schaars. Ik schaam me eigenlijk, dat ik daar niet genoeg achter aan zit.’
Twee dikke loodgieters komen de bioscoop binnen en lopen naar de bar. Een gesprek met de barvrouw. Door het gelach klinkt Jeroen, die zich beklaagt over films. Hij vindt vrijwel alle grote films saai: ‘zo’n beetje alles wat hier draait.’ Jeroen houdt wel van Charlie Kaufman en Michel Gondry, makers van onder andere The Eternal Sunshine of the Spotless Mind.
Wat gebeurt er ook alweer in die film?, denk ik zoekend naar een nieuwe vraag. O ja: liefde tussen een vrouw met blauw haar en een man die weinig praat die hun geheugen wissen en daarna naar elkaar op zoek gaan. Een goed bruggetje.
Is liefde mooi?
Jeroen knikt. ‘Ja, tuurlijk. Maar, ik geloof niet in de ware. Ik hou erg van Sophie (Jeroes vriendin, ER), maar liefde is ook hard werken. Dat is mooi en het ook waard, maar maakt liefde niet vanzelfsprekend. Liefde hangt af van de juiste omstandigheden.’
Als je maar lang genoeg probeert, gaat iets dan werken?
‘Nee hoor. Sommige dingen werken per definitie niet.’
Dit was een punt waarop ik dacht de pessimist in Jeroen te hebben blootgelegd. Jeroen, die niet gelooft in ware liefde, die bij alles ‘maar’ zegt. Voor ik verder kan geeft hij een draai aan het stuur.
Jeroen: ‘Dat betekent overigens niet dat je dingen niet moet proberen.’
Hoe bedoel je?
‘Je moet het leven zelf maken. Je hebt de kansen voor de dingen die je wilt bereiken in eigen hand. Dat betekent dat je wensen áltijd moet uitproberen. Dingen doen, uitvoeren, dromen achterna gaan.’
De loodgieters hebben de lekkage gevonden. Er klinkt een hamer op staal, het geluid van een boormachine.
Jeroen strijkt een pluk haar uit zijn gezicht. Even is het stil. ‘Lang had ik die overtuiging niet’, begint hij aarzelend. ‘Wat was het, ja, drie- vierentwintig was ik en zag het leven zwaar en donker. Dat had ik al toen ik kind was. Als je niet opgroeit met religie, waar ligt de reden, de drijfveer dan voor de dingen die je doet? Ik ondernam van alles maar het raakte me niet.’
Jeroen kwam een meisje tegen in een café en sprak met haar. Een zwartgallig meisje. Jeroen: ‘Het gesprek was zwaar. Over de nutteloosheid van het bestaan; ze was niet gelukkig. Ze vertelde me over Sartre.’
Er is toen iets gebeurd in Jeroens hoofd. Jeroen is opgestaan. Hij ging naar boekwinkels – ‘Wikipedia bestond nog niet’ – en is gaan lezen. Veel Sartre.
‘(…) Wij bedoelen (..) dat een mens niets anders is dan een reeks ondernemingen, dat hij de som, het samenstel, het totaal is van de relaties waarin die ondernemingen bestaan. Als de zaken zo staan, verwijt men ons op dat punt eigenlijk niet ons pessimisme, maar een optimistische strengheid.’ (Vrij vertaald uit: L’existentialisme est un humanisme. Jean-Paul Sartre, 1965).
Jeroen: ‘Vreemd hè, ik raakte geprikkeld door al dat lezen. Dat je, hoe zeg je dat, nou ja, dat je alles zelf in de hand hebt – die gedachtes spraken me aan en brachten me op de rails. Ik doorzag dat je als mens mogelijkheden en kansen kunt creëren door te doen. Ik heb mijn carrière in de reclamewereld gedag gezegd en me aangemeld voor de filmacademie, hier in Amsterdam. Velen waarschuwden me voor hoe moeilijk het zou zijn. Maar ik heb het gedaan en het is me gelukt. Ik ben me bezig gaan houden met mijn droom: animaties maken, iets creëren wat er nog niet is.’
Van Jeroen mag het, dromen uitvoeren. Zelfs de meest onmogelijke. Zonder dat ontstaat er niks.
De loodgieters zijn klaar. Er klinkt niks meer, geen machines, geen geluid. Een busje voor de bioscoop trekt op. Het regent nog steeds, hoewel uit een net iets wittere lucht.
Over de auteur
Eileen Ros (34), Amsterdam. Dagelijks leven: moeder van drie kinderen, in bezit van rijbewijs.
Over de illustrator
Zie https://joramipsum.com
Lees meer van Eileen Ros
Hoogverraad
Door Eileen RosHet sneeuwde en regende door elkaar, de dag dat de sorteerders van TNT-post besloten te staken. Er was loonsverhoging nodig, een ‘fatsoenlijke’ pensioensregeling en gratis koffie in de kantine. Het bezorgde Jasper, een drie-en-dertigjarige winkelbediende in een zaak in het oude centrum van Amsterdam, een onheilspellend gevoel. Er moest vandaag een pakketje worden aangeleverd voor een […]
Lees meer uit de categorie interview
Kunst op je kop
Door Mark SchoonesFoto’s: VETTE PETTEN Een jongen met halflang donkerbruin haar speert met samengeknepen ogen op zijn omafiets over de Amsterdamse Herengracht. Hij racet zonder om zich heen te kijken een brug over en brengt zijn fiets vlak voor mijn neus tot stilstand. Een luide begroeting later sta ik oog in oog met Emanuel Francken; één van […]