poëzie

Vers in de etalage

Door Amber-Helena Reisig
7 juli 2011

Redactie: Amber-Helena Reisig, Pom Wolff
Poëzie: Josse Kok, Anne Borsboom, Helena M. E. de Clerq, Frans Terken, Amber-Helena Reisig

Pom Wolff is een dichter met een scherpe pen. Nadat Optimist-poëzieredactrice Amber-Helena Reisig hem bij een gezamelijk optreden bij de DichtSlamRap ontmoette, schreef zij regelmatig gedichten voor zijn website: www.pomgedichten.nl. Op deze site worden columns door of voor hem geschreven. Ook organiseert hij op hier een wekelijkse zondagmorgen wedstrijd, een poëziewedstrijd met een thema.
Amber-Helena en Pom Wolff besloten de handen ineen te slaan en een wedstrijd te organiseren, in de hoop zo eens optimistische gedichten te ontvangen in plaats van de gebruikelijke zwartgalligheid. Zo geschiedde.

De winnaar van de gouden Optimist-troffee is Josse Kok, Anne Borsboom won zilver en een gedeeld brons is voor Helena M. E. de Clercq en Frans Terken.

 

Tast

Ik wandel buiten, door de regen
druipen druppels langs mijn neus
als tal van ondeugende wezentjes
die spelen in mijn huid.

Men vindt dat je dan dient te drogen
maar ik moord geen onschuld uit.

En ook het stof bewaar ik, thuis
waar sokken kruimelen in deeltjes
paartjes vinden zij elkaar.

Men zegt dat je dan dient te zuigen
maar ik laat ze nog wat schuifelen.
Dat loopt zo comfortabel.

Josse Kok (Dordrecht, 1983) is naar eigen zeggen dichter van roeping en staalslaaf van beroep. Hij staat sinds twee jaar op haast alle slampodia en doet dat niet onverdienstelijk. Hij schrijft net zo lief tirades als zinspelingen aan het adres van de onbereikbare vrouw.

 


In mijn land

waar oorlog altijd weer
mannen vraagt

leggen vrouwen hun schoot
ze strelen, moederen

vragen hulp van hoger
bidden hun bleke lippen

de mannen lijken herboren

uit huilende loopgraven
klinkt hoop

Anne Borsboom (1948) is woonachtig in Den Haag. Ze schrijft zowel proza als poëzie. Ze heeft een aantal bundels gepubliceerd, evenals twee romans bij uitgeverij de Brouwerij getiteld Otto en Arend en Sofie. Over haar geloofsovertuiging zegt ze: ‘Ik geloof nog net op tijd in mijzelf.’

 

Speelse ballade

kijk nu hoe ik schrijf zonder pen
met een veertje zo licht uit het nest
van een eider gewaaid op het kleed
naast mijn bed tussen pluizen
en stofjes van niets

zo gewoon zonder blad op de
ruit van de nacht in mijn wazige
adem de neus al wat nat
van te dicht op het glas

weet ik mij een stip in de lucht
trek ik vlokkende strepen nog één
en nog één, een ster over huizen
hun stenen gezichten waarachter misschien

maar ik schrik want zo vuil
zo gebobbeld gebuild als ze
stommelings staan in het schuine geschijn
van het straatlicht zo had ik
ze niet eerder gezien

het veertje gekrompen mijn adem
terug naar het binnen van
kamer met kleed en het bed
onder dons voor het
broed van een eider

meer niet

Helena de Clercq (1935) woont in Gent en wordt liever Helena M. E. de Clercq genoemd, omdat ‘het internet bol staat van de Helena De Clercq-en, en ik zou niet willen dat een ander wordt beticht eveneens met de ziekte van “dichter” behebt te zijn.’ Ze is weinig ambitieus, al dringen mensen er wel op aan dat ze een poëziebundel zal uitgeven.

 

Ochtendmist

De nacht uit
door ochtendmist het volle leven in
van steen en been en
brokken op de ontbijttafel

in de kaders van ’t dagblad
de hele puzzel weten
maar zo dat alles gesmeerd
op een boterham past

stroop van woorden
daarnaast haar foto met in die ogen
zoveel hoop dat is wat je wil eten

valt de steen van de maag
je beent op neemt een vrije dag
grijpt je vast aan haar

gaat het voor vandaag vergeten

Frans Terken (Heerlen, 1949) maakte in de jaren 60 deel uit van dichtersgroep d’r Poal in zijn geboorteplaats. Zijn werk is gepubliceerd in een meerdere tijdschriften en verzamelbundels en hij heeft in eigen beheer enkele bundels uitgegeven.

 

Tot slot schreef poëzieredactrice Amber-Helena Reisig zelf ook een gedicht voor deze wedstrijd.

waar we bang voor zijn

zelfs vrouwen zeggen over haar
dat zij er is als zij er is
een halfvol meisje – zeggen ze
en zijn er trots op
toe te kunnen geven

als meisjes hadden wij
onze eigen taal
we zeiden soms een woord
dat we zelf verzonnen
en dan was het er en bleef

het was nog in die tijd
dat ik door tralies
van een fietsenhok kon klimmen
om niet aanwezig te hoeven zijn
om niet te blijven als ik er was

de mannen van dertig
zouden ons redden dachten we
nadat de twintigers ons
hadden uitgehold

de mannen van dertig
zouden blijven en onze kinderen
maken – en dat was precies
waar we bang voor waren

te moeten blijven omdat het leuk was
zoals op een feest – te blijven omdat
het goed genoeg was zoals
het voor onze moeders was geweest

 

Alle inzendingen van de wedstrijd en het juryrapport zijn hier terug te vinden.

 

 

Lees meer uit de categorie poëzie

Drie gedichten bij verhalen van Lydia Davis

Door Jordi Lammers

Under all this dirt the floor is really very clean hoe lang nog houd je de aarde als een knikker tussen je vingers je staat op het balkon en wacht tot de zon het glas laat schitteren die blik, alsof je met je ogen vuur maakt, ik heb nooit geloofd in een plek waar alles […]

ontwerp: Artur Schmal Studio / ontwikkeling WordPress: Daniël Philipsen