Rijskracht
Door Lisa Weeda | beeld: Elise van ItersonLisa Weeda schreef een prachtig verhaal over rijzen en vallen. Elise van Iterson maakte er een meesterlijke illustratie bij.
I
Mijn handen trillen om de plastic hengsels van mijn ALDI-tas. Ik schud ze los, recht mijn rug tegen de leuning van de bank. In mijn laatste schone T-shirt zit ik tegenover twee meisjes met doorschijnende blouses. Net werd een man met een ronde bril omgeroepen. De zaal gonst.
‘Heb je zo’n zenuwen jongen?’
Ik ken Annie net een half uur. Ik weet dat ze vierenzestig is, minstens negentig kilo weegt en inmiddels ook dat ze niet begrijpt hoe het opladen van een OV-chipkaart werkt, dat haar man gepensioneerd bouwvakker is en ze al weken naar deze dag uitkijkt.
‘Een beetje,’ mompel ik.
‘Wat ga jij bakken?’ Annie beweegt haar hand naar mijn meegebrachte spullen.
‘Een tarte tatin,’ zeg ik. ‘Met peren.’
Ik schuif de tas een stuk van haar weg en probeer daarbij geheimzinnig maar dwingend naar haar te lachen; optiefen, oude graftak. Annie gaat een stuk van me af zitten. Ik voel het bankje trillen wanneer ze haar billen opzij schuift. Het hout schokt, ik bibber als een kind op een duikplank. Een kort moment kijkt ze naar mijn vale shirt, mijn afgetrapte Nikes.
‘Je ziet er niet uit als iemand die bakt.’
Ik kijk terug. Haar borsten hangen minstens vijftien centimeter lager dan de borsten onder de blouses van de meisjes tegenover ons.
‘Ik doe het voor mijn moeder.’
Als mijn naam wordt omgeroepen sta ik op en klop Annie onhandig op haar schouder. De huid onder haar shirt trilt een beetje na wanneer ik mijn hand weghaal. Daarna loop ik richting de brede schuifdeuren.
II
De laatste keer dat ik mijn vader zag, snoof ik achterin de bus een halve gram coke van de voordeursleutel van mijn ouderlijk huis. Het was zondagmiddag, één uur. Naast me zat een oude dame in een geruite trenchcoat, een paraplu tussen haar benen geklemd. Toen ik met trillende handen het koude ijzer van de met poeder gevulde baard tegen mijn neus perste, keek ze opzij. Ze verschoof niet, had een kalme blik in haar ogen.
‘Zou je dat nu wel doen jongen,’ vroeg ze.
Rustig, alsof ze een in een hoek gedreven kat wilde aaien, legde ze haar rechterhand op mijn bovenbeen. We bleven een tijdje zo zitten. We reden langs boerenbedrijven, voorbij borden ‘aardappelen te koop’, Sjaaks garage. Ik keek de bus rond: altijd dezelfde vriendelijk lachende koppen op de stoelen, een besnorde man achter het stuur. Na tien minuten legde ik mijn hand op die van de vrouw. Ze was oud, maar warm.
‘Ik probeer al een tijd iets te worden,’ zei ik. ‘Maar het wil niet echt. Mijn vrienden zeiden: alleen wat lijntjes in de tentamenweken. Je moet naar de klote gaan om aan de top te komen.’
‘Lukte dat?’
‘Negens, achten. Uitnodigingen voor masterclasses, meelopen op vooraanstaande kantoren.’
‘Waar is je maatpak nu, jongen?’
Alle gekken vallen op een gegeven moment van de rand af. Tuimelen zacht door een glazen wand zonder daarna te zien dat ze aan de andere kant van het glas terechtgekomen zijn. Nog eens keek ze me aan. Ze legde haar andere hand op de mijne, pakte me in, vouwde me klem. Bijna trilde ik niet meer.
‘Hoe lang nog tot thuis,’ vroeg ze.
‘Te lang,’ zei ik.
III
Annie’s appelkaneeltaart redt het niet, maar ik ben door. Twee mannen en drie vrouwen schudden me de hand. ‘Gefeliciteerd jongeman, sublieme bakkunsten.’
Ze lachen, ik tel de rimpels langs hun ogen. Ik moet mijn gegevens invullen op een formulier en vervolgens een foto van mij en mijn tarte tatin laten maken.
‘Lachen,’ zegt het blonde meisje dat een enorme camera tussen haar handen klemt. Ik draai heen en weer op het witte vierkant waar ze mij zojuist naartoe heeft gemanoeuvreerd. Er staan zoolafdrukken op. Snel veeg ik mijn wijsvinger langs mijn neusgaten.
‘Je hoeft niet meer zenuwachtig te zijn,’ lacht ze. ‘Je bent door naar de opnames.’
Het is een tic, wil ik antwoorden. In plaats daarvan maak ik nog eens dezelfde beweging. Bijna laat ik de aangesneden taart uit mijn handen vallen.
‘Godverredomme,’ fluister ik.
Het meisje moet nog harder lachen. Ik begrijp niet waarom, maar gniffel. Ze drukt af.
IV
‘Mama?’
‘Casper?’
Al zes jaar doen we het zo. Wanneer zij ‘Hallo Annelijn’, de naam van mijn zus, zegt, weet ik dat mijn vader niet op de green staat en hang ik op. Alleen op dinsdag tussen twee en vijf kan ik mijn moeder bereiken. Als de telefoon lang overgaat moet ik bewegen, deuren openen, dicht doen, de keukenkast herschikken. De ruis na het opnemen is als een verse hap lucht die mijn longen in geperst wordt.
‘Ik ben door,’ zeg ik.
‘Dat taartenprogramma?’
‘Ik kom op televisie, mama.’
‘Wat heb je gebakken?’
‘Jouw tarte tatin.’
V
‘Casper is achtentwintig en gaat binnenkort zijn studie rechten afmaken. Hij laat de wetgeving nu even voor wat die is, omdat hij zijn moeder heeft beloofd deze wedstrijd te winnen.’
Ze mogen niet bij mij thuis filmen. Anna, het meisje dat bij de auditieronde foto’s maakte, probeerde me een half uur lang over te halen. Na talloze vragen vertelde ik dat mijn tien vierkante meter met hoogslaper op Kanaleneiland niet uitgezonden hoefde te worden. Het werden beelden in de keuken van mijn ouders. Dinsdag, van half drie tot half vijf.
Mijn moeder scharrelde zenuwachtig rond tot de wagens van de productie het grindpad op draaiden. ‘Ik ga hem niet voor de camera omhelzen,’ mopperde ze en aaide me door mijn haren.
‘Jullie gaan samen een taart bakken,’ zei Anna.
‘In twee uur,’ drong mijn moeder aan. ‘Uiterlijk tien voor vijf zijn jullie allemaal de deur uit.’
VI
Op de laatste dag van het finaleweekend krijgen Henk, Sandra en ik drie uur de tijd om een kiekeboetaart te bakken; een taart met een verrassende vorm of afbeelding aan de binnenzijde. Ik besluit dat de buitenkant een streekbus wordt. Na het startteken draai ik de oven aan, vis een kom uit een kastje, breng boter op kamertemperatuur, roer deze wit in een steelpan. De suiker klop ik door tot deze opgelost is. Een voor een breek ik eierschalen, de bloem zeef ik boven de kom voor ik het beslag meng. Met kleurstof maak ik de helft van het deeg zwart. De marsepeinen autolak van de bus wordt rood en wit. Naar de handelingen van Sandra en Henk kijk ik niet. Wanneer de presentatrice komt vragen wat op deze laatste dag belangrijk is, duw ik mijn neus bijna tegen haar gezicht en zeg: ‘De rijskracht.’
VII
Volgens de jury heeft mijn streekbus een strakke vormgeving en goede snijbaarheid: het mes zakt moeiteloos door de cake. Bij het doorsnijden verschijnt de tekst “nog één lijntje dan”. Ik zeg dat de zin een grapje voor mijn moeder is.
‘De limoensmaak is in ieder geval heerlijk,’ zegt de patissier, wanneer hij de vork uit zijn mond haalt. Het commentaar op de taarten van Henk en Sandra hoor ik niet.
Kort moet ik naar het veld achter de competitietent om voor de camera te vertellen hoe de wedstrijd verlopen is.
‘Ik mag niet verliezen,’ zeg ik.
Ik strijk mijn knokkels langs mijn neusgaten, trek mijn schort recht en loop weer naar binnen. Een onzichtbare hand drukt tegen mijn adamsappel. Met mijn handen op mijn achterhoofd gevouwen loop ik heen en weer tussen de kookeilanden. Anna draait aan de lens van haar camera en maakt foto’s van me. Mijn benen voelen aan als kauwgom.
‘Ik mag niet winnen,’ zeg ik.
Anna kijkt me aan van over de tafel met daarop mijn aangesneden autobus.
‘Wat bedoel je?’
‘Ik heb gesnoven.’
Alles wat ik probeer te zeggen tolt om mijn tongspieren heen.
‘Een lijn, Anna. Vanmiddag, in de wc voordat de finale begon.’
Het gezicht van Anna vertrekt zich zoals dat van mijn vader, de dag dat hij me opwachtte bij de bushalte. Ik kan bijna van haar lippen zien vallen hoe zij zegt dat ze me nooit meer wil zien, dat ik een lapzwans ben. De druk op mijn keel neemt toe. Ik duw mijn handen tegen mijn oogkassen en breng een diepe grom voort.
‘Tyfus. Tyfus, tyfus, tyfus!’
‘Moet ik Erik van productie halen?’
‘Wat gaat Erik fucking doen dan,’ schreeuw ik.
Anna loopt om de tafel heen, sluit haar handen om mijn polsen. Ik druk mijn neus tegen haar voorhoofd, slok brokken lucht op, te veel om binnen te houden.
‘Bel je moeder,’ zegt Anna.
‘Het is zondagmiddag, vijf uur,’ zeg ik. ‘Mijn vader is thuis.’
‘Dat interesseert me niet.’
Anna trekt haar smartphone uit haar kontzak en drukt het ding tegen mijn borst.
‘Er staat niets in het wedstrijdreglement over drugsgebruik, Casper. Bel je moeder.’
Ik bijt op de binnenzijde van mijn onderlip, druk mijn wijsvinger tegen mijn neus. Anna slaat haar armen over elkaar, haar blik op het scherm gericht.
‘Mama?’
‘Casper?’
De adem van mijn moeder drukt tegen mijn oor.
‘Casper, hoe ging het?’
Over de auteur
Lisa Weeda schrijft proza, theater en non-fictie. In 2015 studeerde ze af aan ArtEZ Creative Writing, waarna ze werd geselecteerd voor de Arnhemse Nieuwe. Lisa maakt literair programma bij Mooie Woorden in Utrecht en geeft regelmatig workshops. Ze trad onder andere op in Het Compagnietheater, op Zwarte Cross en bij Frontaal in Rotterdam. Haar werk verscheen onder meer in Das Magazin, De Dakhaas, De Titaan en De Optimist. Ze nam afgelopen jaar deel aan het Slow Writing Lab van het Nederlands Letterenfonds, waarvoor ze afreisde naar Oekraïne om onderzoek te doen naar het vaderland van haar oma. Momenteel schrijft ze aan haar chapbook, dat in november 2016 verschijnt bij Literair Productiehuis Wintertuin.
Over de illustrator
Elise van Iterson is a freelance illustrator, who has made illustrations for Vrij Nederland, ELLE Eten, Trouw en Hollands Maandblad.
Lees meer van Lisa Weeda
Portret: Lisa Weeda
Door Lisa WeedaTweede halte: Lisa Weeda. Ze publiceerde vorig jaar haar verhaal ‘Rijskracht’ op De Optimist. De redactie was er zo enthousiast over dat het werd opgenomen in het Handboek voor een Optimistisch leven onder het thema Eten. Foto: Masha Bakker Photography Hoe heb je De Optimist leren kennen? Ik liep stage bij Radio Kunststof en had een […]
Lees meer uit de categorie kort verhaal
Hōmushikku
Door Nicky Rungeホームシック hōmushikku (zelfstandig naamwoord): een sterk verlangen naar een thuis, plek, persoon of iets anders vertrouwds. Met een vlugge beweging klik ik op de knop. De projector schiet aan en een schuin licht schijnt op de roomwitte muur. De letters – een krullerig kanjischrift – bewegen van links naar rechts. De oudere man met het […]