kort verhaal

Aardig doen

Door Gertjan Knibbe | beeld: Reinout Dijkstra
20 september 2018

Het was nog niet eens gelukt om een koud pilsje te bestellen of er stond al iemand tegen me aan te leuteren. Een ongemakkelijk gesprek met een suffe landgenoot was wel het laatste waar ik zin in had. Ik had net mijn koffer in mijn hotelkamer gesmeten en was vlug in een korte broek geschoten om zo snel mogelijk onder een parasol aan het zwembad neer te kunnen ploffen. Ik wilde rust. ‘Bent u hier alleen?’ werd mij gevraagd. Voor me stond een kalende man van rond de vijftig die heel erg zweette. ‘Ik ben hier net’, zei ik. ‘Erg veel tijd om alleen te zijn heb ik dus nog niet gehad.’

Ik was met een goedkope charter naar dit slaperige stadje aan de Middellandse Zee gevlucht om een beetje bij te komen van een uitputtende huwelijkscrisis. ‘Mag ik even bij u komen zitten?’ vroeg de man terwijl hij een ober wenkte. Zonder mijn reactie af te wachten ging hij naast me op een plastic terrasstoel zitten. Ik keek naar een groepje spelende Duitse kinderen die in het zwembad op een opblaaskrokodil probeerden te klimmen. Ze maakten er enorm veel herrie bij. ‘Ik weet niet waarom,’ zei de man, ‘maar mijn vrouw is niet te bereiken, ze reageert echt helemaal nergens op.’ Hij droeg een zwart-wit trainingspak en zijn ogen schoten onrustig heen en weer. Als hij hoopte dat ik hem gerust zou stellen was hij absoluut aan het verkeerde adres. ‘Misschien heeft ze een of andere ernstige aanval gehad,’ zei ik langzaam, ‘dat komt heel vaak voor.’
‘Heeft u hier een wagen, een huurauto misschien?’ vroeg de man, zich niets van mijn reactie aantrekkend. ‘Ik heb hulp nodig. Normaal gesproken haalt zij me altijd op, ik ben bang dat er iets mis is.’

De drankjes arriveerden. Ik nam een paar grote slokken van mijn bier en bestelde meteen een nieuw glas. Een van de Duitse kinderen was het intussen gelukt op de krokodil te klimmen. De anderen waren niet blij voor hem, in plaats daarvan probeerden ze hem juist weer van het plastic ding af te trekken. De bezwete man naast mij dronk gulzig van zijn cola. Misschien moest ik deze belachelijke situatie aangrijpen om toch eens wat vriendelijker en behulpzamer te worden. Een vrijblijvend vakantie-experiment. Wellicht stak ik er iets van op waarmee ik thuis met Dorien mijn voordeel zou kunnen doen. ‘Mijn vrouw verblijft in een huisje in de bergen, het is maar een uurtje rijden,’ zei de man. Aardige mensen reageren niet meteen overal negatief op, wist ik. ‘Geeft ze wel vaker geen sjoege?’ vroeg ik daarom op een heel redelijke toon.

Ik had Bram, zo heette de nerveuze man, gevraagd of hij in mijn huurauto wilde rijden want ik had inmiddels een paar pilsjes op. Het glooiende landschap waar we doorheen reden was schitterend. Ik zag olijfvelden en rond kleine boerderijtjes stonden bomen met rijpe sinaasappelen. Dorien zou het hier prachtig vinden, dacht ik. Bram vertelde dat het huis waar we naartoe gingen al twintig jaar bezit was van de familie van zijn vrouw. ‘Wil jij straks even met haar praten,’ zei hij, ‘misschien is ze wel boos op me.’ Ik vond dat hij zich op zijn minst een beetje had kunnen opknappen. Hij stonk naar zweet en in dat vlekkerige trainingspak zag hij er erg onverzorgd uit. ‘Best,’ zei ik toch, ‘maar verwacht er niet teveel van.’ We reden de bergen in, het ging steeds steiler omhoog.

‘We zijn er bijna,’ zei Bram. We reden langzaam door een ruim opgezette wijk met fraaie witte huizen en uitbundige tuinen. Uiteindelijk stopten we voor een van de villa’s. ‘Ik denk dat ze toch met de auto weg is gegaan,’ zei Bram terwijl hij de riante oprit opliep. Ik volgde hem naar de voordeur van het enorme huis. ‘Shit, ik heb helemaal geen sleutel bij me. Wacht even hier, dan ga ik via de achterdeur naar binnen.’ Een tijdje later opende hij de voordeur voor mij. ‘Ze is er inderdaad niet’, zei Bram. Hij klonk een beetje opgewonden. ‘Als jij hier nou even in de gang wacht, dan pak ik even snel wat spulletjes bij elkaar en dan rijden we snel terug naar de stad. Waarschijnlijk loopt zij daar nu naar mij te zoeken, snap je?’ Ik vond het allemaal best, ik moest de hele tijd aan Dorien denken. Ze zou eens moeten zien hoe behulpzaam ik stond te doen.

Ik keek wat rond in de gang. Er hingen een paar familieportretten. Op niet een van de foto’s kon ik het gezicht van Bram ontdekken. Boven in het huis klonk wat gerommel. Bram bleef langer weg dan ik had gedacht. Ik liep daarom de gang door en opende de keukendeur om te kijken of ik iets te drinken kon regelen. Ik zag meteen dat er een ruitje van de achterdeur was ingetikt en de laden van veel kasten stonden wagenwijd open. ‘Eikel,’ zei ik tegen mezelf, ‘dat krijg je er dus van.’ Ik beende de gang door en haastte me via de voordeur naar buiten. Voordat ik terug bij de auto was, had Bram me al ingehaald. Hij had een sporttas vol spullen bij zich. ‘Echt bedankt dat je dit wilde doen,’ hijgde hij, ‘ik begrijp dat het er allemaal een beetje vreemd uitziet, maar…’
‘Ja, ja,’ bromde ik, ‘het is al goed.’

Bram stuurde mijn huurauto beheerst de villawijk uit maar zodra we bergafwaarts reden, ging het roekeloos hard. Ik probeerde niet in de diepte te kijken die vlak naast de smalle weg begon. ‘Rustiger rijden, man,’ riep ik, ‘ik hoef niet dood!’ Hij begon iets langzamer te rijden. ‘Je hebt natuurlijk gelijk,’ zei Bram geschrokken, ‘als we zo hard gaan vallen we veel te veel op. En de politie hier is niet zo mild als in Nederland.’ Ik kneep stevig in de autostoel en probeerde normaal adem te halen.

‘Wat heb je allemaal in die sporttas gepropt?’ vroeg ik toen we de berg af waren en weer op een normale brede weg reden. Bram grinnikte nerveus. ‘Een paar honderd euro aan zilverwerk en wat cash. We kunnen delen als je dat wilt.’ Ik was natuurlijk boos, maar tegelijkertijd ook gefascineerd door de extreme brutaliteit van Bram. ‘Ik heb er helemaal niets mee te maken,’ zei ik. ‘Zonder jou was het anders helemaal niet gelukt. Super dat we even met jouw karretje konden gaan.’ We reden inmiddels weer langs de horecazaakjes van het kustplaatsje. Hij remde nog net op tijd voor een zebrapad op de boulevard waar een paar schaars geklede gezinnen overstaken. Ik wilde verdomme niet nadenken over mijn eventuele verantwoordelijkheid. ‘Doe je dit trouwens wel vaker,’ vroeg ik hem, ‘onschuldige mensen zoals ik in jouw smerige zaakjes meeslepen?’ Hij legde zijn hand op mijn bovenarm en kneep er even in. Het ging zo razendsnel dat ik niet de kans had hem af te weren. ‘Haast nooit, man,’ fluisterde Bram, ‘niet iedereen is zo aardig als jij.’

We waren nu bij mijn hotel aangekomen. Hij gaf me de autosleutels terug en verdween met de sporttas onder zijn arm. Ik liep meteen door naar mijn kamer en ging op bed liggen. Eigenlijk wilde ik heel graag met mijn vrouw bellen maar ik deed het niet. Ik was pas een halve dag van huis. Het enige wat ik kon doen was een appje sturen dat ik veilig op mijn bestemming was aangekomen.

Over de auteur

Gertjan Knibbe (1969) stopte na vijftien jaar met taxi rijden. Ander werk zou immers vast inspiratie voor nieuwe verhalen geven. Na verschillende baantjes werkt hij nu als logistiek medewerker op een bloemenveiling. Zijn voorlopige conclusie: inspiratie vind je overal maar een goed verhaal moet je zelf verzinnen.

Over de illustrator

Reinout Dijkstra zit vaak urenlang over zijn bureau gebogen. Om zich heen liggen vulpotloden, vermolmde fijnlijners, stapels papier en enkele dingen die lijken op stiften. Voor hem staat afgekoelde koffie, maar daar heeft hij geen oog voor. Af en toe zegt hij 'hm' in verschillende intonaties. Zie reinoutdijkstra.nl

Lees meer uit de categorie kort verhaal

De Toerist: Er is nog hoop voor Wenen

Door Luuk Schokker

Megan kwam uit het niets. Halverwege het semester gleed ze als een spookverschijning ons bestaan binnen. Ineens was ze overal, elk etentje, elke uitgaansavond. Vaak verscheen ze gewoon, alsof ze een signaal had opgevangen dat er ergens op de campus iets leuks te gebeuren stond. In het begin was ze nog nergens te bekennen geweest. […]

ontwerp: Artur Schmal Studio / ontwikkeling WordPress: Daniël Philipsen