Interview: oud-redacteur Ferdinand Lankamp
Door Elske Jacobs | beeld: Martien BosIn het kader van het 10-jarig jubileum van De Optimist zetten we graag enkele oudgedienden in het zonnetje. Maak kennis met Ferdinand Lankamp. Tot hij afgelopen zomer besloot zich volledig te richten op zijn aankomende romandebuut was hij 2,5 jaar lang redacteur voor De Optimist.
Hoe ben je bij ons terechtgekomen?
Ik ben tijdens mijn studie geschiedenis in Leiden stage gaan lopen bij het Historisch Nieuwsblad in Amsterdam, en zo in aanraking gekomen met de boekenwereld. Verder kende ik bijna niemand in Amsterdam, maar toen mijn stage bijna was afgelopen zag ik een oproep voor redacteuren op de Facebookpagina van De Optimist. Daar heb ik op gesolliciteerd, dat wilde ik echt heel graag, en ben tegelijkertijd met Marijn Hogenkamp, Renske van Enckevort en Kim van Kaam begonnen.
Waar ben je je toen op gaan richten?
Ik ben me als redacteur gaan richten op proza en reportages. Bij reportages kun je denken aan besprekingen van kunst en tentoonstellingen. Ik heb bijvoorbeeld weleens een tekst geredigeerd over standbeelden van vissersvrouwen. Dit was niet direct een urgent verhaal, maar dat vond ik juist wel leuk: het had een zekere charme. Verder had ik een voorkeur voor de meer gedragen prozateksten, teksten met bijvoorbeeld een barokke stijl. Niet kaal, in ieder geval.
Is er een publicatie die je heel erg bij is gebleven of waar je heel trots op bent?
Jazeker! Mijn eerste redactieklus was een verhaal van Nicolas Severyns, een heel apart stuk in de stijl van Tsjechov dat totaal losstond van onze dagelijkse realiteit. Het was een uitdaging om dat aan te gaan, maar ook leuk. Juist op een platform als De Optimist, waar geen geld mee gemoeid is, kun je ook dit soort eclectische literatuur plaatsen die in andere bladen veel minder kans maakt. Daarnaast waren er twee publicaties uit De Nieuwe Lichting. De eerste was van Lore Mutsaers, een verhaal over de Spaanse Burgeroorlog: erg beeldend en een beetje dramatisch. Ook is het verhaal van Jelle Dehaes me bijgebleven, een heel mooie filosofische vertelling met als toepasselijke titel ‘Wij zijn de optimisten’. Die schrijver was heel leergierig, en heel makkelijk te redigeren.
De Optimist is inderdaad een platform waar schrijvers veel kunnen leren, maar wat heb jij als redacteur geleerd?
Ik heb geleerd dat ik behoorlijk direct ben in mijn opmerkingen, en diplomatieker moet zijn. ‘Dit loopt niet,’ zou ik als kanttekening kunnen maken, maar veel schrijvers vatten dat persoonlijk op. Ook gebeurde het weleens dat een proces niet lekker liep omdat er veel weerstand was bij een auteur: de controledrift van sommige auteurs kan heel sterk zijn. Ik snap wel dat auteurs beschermend zijn over hun teksten, maar ik had altijd het beste met auteurs voor en ik probeerde een tekst naar een hoger niveau te tillen. Het was vervelend als het niet lukte om een middenweg te vinden. Ik heb geleerd om dan toch maar afstand te doen van een tekst. Niet leuk, maar wel een les voor zowel de redacteur als de schrijver.
Wat is schrijven als het geen experiment is?
Zelf ben je ook schrijver; hoe is dat balletje gaan rollen?
Ook als schrijver was De Optimist voor mij een opstapje. Ik heb altijd geschreven: er waren verhaaltjes en hele gewichtige pogingen tot romans, die vaak op 3000 woorden bleven steken. Ik durfde nooit te zeggen dat ik schrijver was, tot ik bij De Optimist voor het eerst zag wat andere schrijvers van mijn leeftijd deden. Tijdens de redactievergaderingen hoorde ik bovendien wat voor afwegingen redacteuren maken, dat hielp ook. Na een half jaar redacteurschap heb ik een verhaal geschreven voor de Kerstverhalenwedstrijd van Mare in Leiden, die ik heb gewonnen. Toen kwam dat verhaal via De Optimist terecht bij Sander Blom, en zat ik nog voor kerst bij Atlas Contact voor mijn eerste kopje koffie.
Dat is snel.
Zeker, alles binnen een jaar. Redacteur worden is een van de beste keuzes van mijn leven geweest. Mensen wisten wat ik kon en dat was doorslaggevend.
Over je werk: wat is nu jouw thematiek?
Ik ben geboeid door geschiedenis en geweld, en vooral de ambivalentie van geweld. Ik ben van mening dat iedereen in staat is om een ander te vermoorden of grof geweld aan te doen, wanneer de juiste motivatie en omstandigheden er zijn. Daarbij vind ik vooral de psychologie van de dader interessant. Mijn boek Uiterste dagen speelt zich af tijdens de Russische inval in Finland in 1940 en gaat over de veteranen van de Finse burgeroorlog van 1918. Die burgeroorlog was extreem grimmig. De conservatieven hebben de communisten verslagen en een enorm bloedbad aangericht: in vier maanden tijd zijn 30 á 40 duizend mensen omgekomen in een land van ongeveer 3 miljoen mensen. Precies zulke plotselinge geweldsexplosies vind ik zo boeiend. Daarnaast heeft mijn eigen overgrootvader meegevochten in die oorlog. Ik heb een Finse oma en haar vader is de inspiratie geweest voor mijn verhaal.
Uiterste dagen is dus best een persoonlijk project.
Zeker. Ik was altijd geboeid door mijn oma en haar vader als veteraan van een oorlog die een ver-van-mijn-bedshow was, en ik heb altijd de wens gehad om daar meer over te weten te komen. Dit boek komt voort uit die wens. Het plot is deels waargebeurd en deels verzonnen: een boer en veteraan krijgt in 1940 het verzoek om een paardentransport naar het front te begeleiden. Hij gaat akkoord: er waren geen andere manschappen meer, en voor hem is het een kwestie van goed fatsoen. Maar het transport loopt vrij snel uit de hand, hij wordt onderweg geconfronteerd met 1918 en merkt dat hij het niet kan loslaten.
Voor een 21e-eeuwse lezer had het verhaal alleen nog te weinig context, en de noodzaak ervan ontbrak ook. Ik bedacht toen om een proloog te schrijven, die uiteindelijk uitgroeide tot een raamvertelling met tussenhoofdstukken waarin ik voor mezelf achterhaal waarom ik dit verhaal moest schrijven.
En waarom was dat dan belangrijk?
Ik zie de oorlog in 1918 als een typische moderne ideologische oorlog, en een voorbeeld van wat gewapende mannen met elkaar kunnen doen. De fijnmazige structuren van het dagelijkse leven verdwijnen totaal. Een oorlogssituatie is bijna het tegenovergestelde van een maatschappij. Mensen worden beschadigd, of het nou daders of slachtoffers zijn. Je moet een knop omzetten, dan doe je dingen die je in vredestijd nooit zou doen. Bij veel daders slaat de wroeging pas in vredestijd toe. Dat laatste geldt voor alle oorlogen, denk ik.
In die zin is je thematiek een onuitputtelijke inspiratiebron.
Ik ga sowieso verder met geschiedenis en geweld. Het biedt eindeloos veel mogelijkheden, en het is leuk om geschiedenis te zien als een soort laboratorium. Je kunt een context verkennen en er personages met een bepaald temperament in plaatsen om te zien wat er gebeurt. Het verhaal moet je zelf verzinnen, waarbij je je moet afvragen wat een geloofwaardige gang van zaken zou zijn en waarbij je je bewust moet zijn van je eigen referentiekader. Het is de kunst om causaliteit aan te brengen tussen historisch bronmateriaal.
Jouw voorkeur als redacteur voor experimentele teksten zie je dus terug in je eigen aanpak.
Wat is schrijven als het geen experiment is? Ik ben ervan overtuigd dat je in proza concepten, ideeën over mensen en filosofische thema’s kunt uitwerken. Thomas de Veen gaf laatst in een recensie aan dat een intellectuele exercitie in een roman afdoet aan de persoonlijke kant van een verhaal, maar ik vind dat juist dat proces ook heel intiem kan zijn. Ook het experiment kan ontstaan vanuit een persoonlijke motivatie.
Als redacteur van De Optimist vond ik het leuk om te kunnen sparren met auteurs. Het maakte me niet uit wat iemand schreef en in welke stijl, zolang ze maar konden verantwoorden waarom. Ik stelde mezelf nooit de vraag ‘wat moet ik eigenlijk met deze tekst’? De Optimist heeft geen eenduidige huisstijl of doelgroep, waardoor er plaats is voor een grote verscheidenheid aan teksten.
In een notendop: wat betekende De Optimist voor jou?
Via De Optimist kun je toetreden tot de culturele wereld, als schrijver of als illustrator. De Optimist heeft hiervoor een ideaal netwerk. Wie weet dus wat er uit een publicatie voortkomt: je kunt zomaar bij een uitgeverij uitkomen of op een van de podia die we kennen. Het is een van de weinige platforms waar dat zo makkelijk gebeurt.
En daar hebben we binnenkort een glanzend nieuw uithangbord voor. Wat als je boek straks uit is?
Ik heb er vertrouwen in dat mensen het een goed boek zullen vinden, ik hoop alleen dat genoeg mensen het zullen lezen. Dan speelt zichtbaarheid toch een grote rol. Ik hoop dat het besproken wordt. Na publicatie ga ik in ieder geval geen pauze nemen, ik wil sowieso blijven schrijven. Het is een soort jongensdroom die uitkomt.
Uiterste dagen verschijnt in februari 2019 bij Atlas Contact. Reserveren? Dat kan hier!
Over de auteur
Elske Jacobs is redacteur van De Optimist.
Over de illustrator
Martien Bos is redacteur bij De Optimist en essayplatform De Nieuwe Garde. Hij publiceerde verhalen in diverse tijdschriften en illustreerde voor media als De Optimist, NRC Handelsblad, VPRO, De Standaard, uitgeverij Boom en Athenaeum–Polak & Van Gennep.
Lees meer van Elske Jacobs
17/4: De Arbeider
Door Elske JacobsDe Optimist presenteert: De Arbeider Thema-avond poëzie in De Nieuwe Liefde, Amsterdam 17 april, 20.00 Facebook-evenement Tickets Gloeien je oren nog van onze eerste voyeuristische thema-avond afgelopen maand? Op 17 april is De Optimist terug in De Nieuwe Liefde en dit keer laten we de arbeider aan het woord! De literaire hoekstenen van onze samenleving komen samen […]
Lees meer uit de categorie interview
Anne-Fleur van der Heiden over haar debuut en de weg ernaartoe
Door Paula DrewesAnne-Fleur van der Heiden speelde zich al in de kijker met publicaties op de site waar u zich nu bevindt, bij De Revisor en in de bloemlezingen van de Turing Gedichtenwedstrijd. Op de achtergrond werkte ze aan een langetermijnproject: haar debuutroman. Begin dit jaar verscheen Klaproos, over heroïneverslaafde ouders aan de rand van de samenleving. ‘Een sterk […]