kort verhaal

De getuige

Door Pieter Drift | beeld: Martin Hooke
16 april 2020

‘Was u laatst niet op televisie?’

Ruim een maand geleden was ik even op het journaal. De blik in mijn ogen was toen wanhopig. Heel snel vulde ik het beeld, daarna zwenkte de camera omhoog. Geen idee hoe het verderging. Met bebloede handen en knieën werd ik wakker in het huis van Marlies. Ik lag op haar bank. 

‘Ik ken uw kop ergens van,’ zegt de man die voor me is gaan staan en daardoor de ingang van de supermarkt blokkeert. Hij zuigt lucht naar binnen om zijn borstkas iets te verbreden terwijl hij met zijn vinger naar de plek tussen mijn ogen wijst.

‘Wie je precies bent weet ik nog niet, maar…’

Nu hij me tutoyeert klinkt hij gevaarlijker. Ik kijk naar beneden en wil langs hem lopen om de supermarkt binnen te gaan.

‘Even wachten mannetje. Laat me rustig denken.’ De toon is veranderd alsof hij allang weet wie ik ben. ‘Ben jij niet dat mannetje dat…’

Ik kijk hem aan. ‘Nee, dat mannetje ben ik niet.’

*

‘Wat is er met jou gebeurd?’ vroeg Marlies toen ze thuiskwam van haar werk.

’s Avonds zaten Marlies en ik naar haar tv’tje te kijken en zagen mij de camera binnen rennen. In de stad was het tot een botsing gekomen tussen extreemrechtse en antifascistische groeperingen. Een cameraman was tijdens de rellen onder de voet gelopen en om het leven gekomen. In het totaal waren tweeënveertig mensen gewond geraakt. Negen van hen, onder wie twee politieagenten, zouden in kritieke toestand verkeren. Toen ik opzij keek zag ik één paar ogen naar me staren.

‘Heb jij daar iets mee te maken?’

‘Ik?’ Mijn stem sloeg over.

‘Wat herinner je je nog?’ Marlies stond op en zette de televisie uit. Beelden van de dag daarvoor kon ik zo oproepen, maar van de afgelopen uren wist ik niets meer. Ik probeerde opnieuw te ontwaken. Alles wat ik opriep, vertelde ik. Marlies bleef voor me staan en luisterde. Ik zag mezelf weer naar de camera rennen, maar dat was geen herinnering.

‘Met wie was je?’

‘Waarschijnlijk met Tom, Leon en Inge.’

‘Jezus man, met Inge.’

Marlies vergeleek haar vaak met Nico van de Velvet Underground: bloedmooi en levensgevaarlijk. Inge adoreerde Nico en voelde zich vereerd als Marlies haar zo noemde. Als Inge er niet bij was voegde ze eraan toe dat Inge óók niet kon zingen. Marlies zag Inges aantrekkingskracht als gevaar. Inge droeg verwassen kleren en maakte zich nooit op. Ze had iets ongedwongens. Altijd had ze pillen bij zich of wist wel iemand te vinden die ze had. Nooit heb ik haar zien betalen.

‘Hoe kom je aan die geschaafde handen en knieën?’

‘Weet-ik-niet!’ zei ik boos.

De volgende dag hoorden we dat Inge een schedelbasisfractuur had opgelopen tijdens de rellen. Het gerucht ging dat ze van haar fiets was gevallen, misschien wel getrokken, en met haar hoofd op de stoeprand was beland. Direct moest ik denken aan Nico. Ook zij viel van haar fiets, kreeg een hersenbloeding en overleed op negenenveertigjarige leeftijd. Inge was vijfentwintig. Ik belde het ziekenhuis en probeerde wat informatie in te winnen, maar kreeg niets te horen omdat ik geen directe familie was.

*

‘Grapjas. Rap van tong, slecht van geest. Ik weet het weer. Jij vloog die cameraman aan.’

Hij zet zijn vlakke hand op mijn borst. Met mijn lichaam geef ik tegendruk.

‘Hoe kom je daar nou bij?’

De druk op mijn borstkas verslapt even maar daarna geeft hij me een zet. Ik val achterover. Hij zet een stap in mijn richting en buigt zich naar me toe.

‘Nou moet je eens goed luisteren, ik heb het zelf gezien. Ik zag je op die camera aflopen.’ Met zijn vinger wijst hij naar me. ‘Jij heb hem onder de voet gelopen.’

Hij buigt zich naar me toe en duwt mijn borst naar beneden zodat ik plat op de straat kom te liggen. Daarna doet hij een stap terug. Ik krabbel overeind, ga zitten en kijk hem aan. Dan schopt hij hard tegen mijn bovenbeen.

*

Via Tom hoorde ik dat Inge ’s ochtends een paar nieuwe pillen had geconfisqueerd. Hij en Leon hadden niets genomen, maar Inge en ik gooiden direct een pilletje naar binnen. Na een half uur sprong Inge op de bank en begon te dansen. Ik volgde haar voorbeeld.

‘Zullen we naar buiten gaan?’ vroeg ze uitgelaten ‘Ik heb ruimte nodig.’

Buiten bleek het heel druk te zijn. Inge haalde haar fiets van slot en stapte op. Ik probeerde het beeld van Inge bij haar fiets voor me te zien. Ik rende achter haar aan terwijl zij door de menigte probeerde te fietsen. Ze raakte ons al snel kwijt. Toen Tom me dit alles vertelde voelde ik even de gejaagdheid in mijn lijf terugkomen die refereerde aan het rennen door de menigte.

*

Inge was buiten bewustzijn. De politie had aan de familie verteld dat ooggetuigen haar hadden zien vallen. Marlies zei geschrokken dat Inge een GCS-score had van vijf. Geen idee wat dat precies inhield. Het gekke aan Marlies was dat ze zich plots was gaan bekommeren om Inge. In het begin had ik nog wel geprobeerd langs te gaan, maar na tegenwerking van Inges moeder had ik me teruggetrokken. Ze wilde me niet zien omdat ze in mij de kwade genius zag. Ik had hun dochter op het verkeerde pad gebracht. Marlies lieten ze wel toe. Zij werd direct opgenomen in de kring van intimi. Vanaf het moment dat ze gehoord had dat Inge in een diepe coma was geraakt, had Marlies zich helemaal vastgebeten in het welzijn van Inge. Voor mij was ze al verdwenen.

*

Ik wrijf over mijn been maar krijg direct een schop tegen mijn hand. Ik kruip naar achteren. Mijn hand doet meer pijn dan mijn been.

 ‘Jij,’ wijst de man terwijl hij me nog een trap geeft, ‘heb die cameraman vermoord.’

Dit keer raakt hij mijn buik. ‘Ik krijg je nog wel een keer.’

Iemand rent weg. Ik denk dat hij het is. Een auto stopt vlakbij. Twee portieren gaan open en dicht. Kijken durf ik niet uit angst in mijn gezicht geschopt te worden. In een foetushouding blijf ik liggen. Iemand tikt op mijn schouder en vraagt of het met me gaat. Ik haal mijn handen van mijn gezicht en kijk ik in de ogen van een agent.

‘Wat is er gebeurd?’

Voor me zit een agent op zijn hurken. Achter hem staat zijn collega. De man is weg. Ik ga overeind zitten, voel vooral mijn hand. De pijn in mijn buik ebt al weg.

‘Kunt u me vertellen wat er gebeurd is?’

‘Misverstand,’ mompel ik. Ik lach een beetje. Fijn dat ze gekomen zijn, maar nu wil ik dat ze zo snel mogelijk weer weggaan. In mijn binnenzak zit een zakje pillen.

*

De dag dat Inge stierf, zag ik haar weer fietsen door de menigte. Het beeld kwam uit de mist opduiken. Met één hand zwaaide ze alsof ze iedereen zo aan de kant kon laten gaan. Snel ging het niet. Toch kwam er steeds meer ruimte tussen ons.

Een paar dagen later viel de rouwkaart bij Marlies in de bus, gericht aan Marlies en mij terwijl we niet samenwoonden. Geen eigen kaart. Inge hoorde meer bij haar vrienden dan bij haar ouders. In haar familie was ze al jaren het zwarte schaap. Ze zagen haar liever gaan dan komen en nu ze dood was, waren ze plots verdrietig. Ze speelden een spel voor de bühne. Hun geliefde dochter, gestorven door een tragisch ongeval.

‘Het valt allemaal wel mee,’ zeg ik. De agent kijkt me aan. ‘Het zag er erger uit dan het was.’

Ik lach naar beide agenten. Eentje lacht terug. De ander pakt zijn portofoon. Gekraak. Niets van te verstaan.

‘Is goed, we komen,’ zegt hij terwijl hij naar de bestuurderskant van de auto loopt. De andere agent blijft nog even staan.

‘Mocht u toch nog iets willen dan…’

‘Is goed,’ antwoord ik.

Hij steekt zijn hand half in lucht, stapt in en vlak voordat de portier dichtslaat, rijdt de auto al weg. Een meter verderop gaat de sirene aan. Mijn hand doet nog steeds pijn. Met mijn vingers pak ik het zakje pillen en wil het openmaken, maar mijn linkerhand werkt niet mee. Ik neem het zakje tussen mijn tanden en pak met mijn goede hand twee pillen eruit. Eentje doe ik direct in mijn mond terwijl ik de ander in mijn broekzak laat glijden. De gedachte dat er straks een lichte verdoving optreedt lucht op.

*

We hadden besloten met z’n vieren naar de crematie te gaan. Voor we vertrokken opende ik mijn hand en liet drie roze pilletjes zien. ‘Wie wil er eentje?’ Ze vonden het niet gepast. Volgens mij was Inges crematie de ideale plek om los te gaan. Zij uit de schoorsteen, wij uit ons dak.

In de aula klonk klassieke muziek. Ik wist zeker dat Inge dit niet zou hebben gekozen. Waarschijnlijk had ze het wel grappig gevonden, omdat ze klassieke muziek altijd begrafenismuziek noemde. ‘My Funny Valentine’ van Nico was een betere keuze geweest. Sensueel en onvast.

Voor me liepen Tom en Leon. Ze zochten een plek ergens achteraan. De klassieke muziek maakte me duizelig. Het leek alsof er geen begin of einde aan kwam, een brij van klanken. Na de muziek kwam een van de medewerkers naar voren. Hij sprak met zachte stem. Alles draaide. Een elleboog van Marlies deed me opkijken, ze keek me boos aan.

‘Wat is er?’

Marlies deed haar wijsvinger voor haar lippen en sloot even langzaam haar ogen. Even viel alles stil. Ik keek naar de katheder en zag Inges moeder staan. Ze keek onze kant op. De stilte had niet lang geduurd, maar in mijn hoofd bleef het nagalmen. Ik probeerde de speech te volgen, maar het leek alsof we in de verkeerde zaal terecht waren gekomen.

Over de dood van de cameraman had ik daarna niets meer vernomen. In het begin vreesde ik dat de politie me zou gaan zoeken. Nadat ik Tom en Leon een paar keer had gesproken over de bewuste dag kwamen er wat beelden terug. Ik zag Inge slingerend tussen de mensen rijden. Elke keer kwam ze iets verder. Ergens in mij zat onheil. Marlies vroeg ook af en toe of ik me weer wat kon herinneren van die dag. Sommige vage gedeeltes werden scherp, maar ik wist niet hoe betrouwbaar ze waren.

*

‘Je dacht zeker dat je van me af was.’

Twintig meter voor me staat de man die net verdwenen was. Hij loopt naar me toe en pakt mijn mouw. Gewillig loop ik met hem mee.

‘Misschien moeten we even verder praten.’ Hij trekt me een zijstraat in. Er zijn drie manieren om te reageren op plotselinge angst: vluchten, vechten en verstarren. Ik verstar en laat me meevoeren.

*

Het liefst had ik de crematie verstoord. Soms wilden mijn voeten opstaan maar kon de rest van mijn lichaam het niet. Gedwee luisterde ik naar de toespraken over de brave Inge. Mijn Inge leek in niets op haar. Mijn woede bleef binnen. Het pilletje gaf me niet de moed waarop ik had gehoopt. Na het officiële gedeelte konden we afscheid nemen. Haar ouders bleven erbij staan terwijl wij langs de kist liepen. Ik durfde niet te kijken. In mijn hand had ik een pilletje dat ik als eerbetoon in een bloemstuk op de kist liet vallen. Daarna verlieten we de zaal.

*

De man blijft aan mijn jas trekken. We gaan naar links en komen uit op een binnenplaatsje. Er is één uitgang maar die blokkeert hij. Hij zet een stap dichterbij. Met zijn rechterhand gaat hij even door zijn haar.

‘Ik zag je die dag achter een fietsend meisje aanrennen.’

*

Op alle tafels stonden lege kopjes op schotels. Ik liep naar de achterste tafel waar nog niemand zat. Naast mij nam Marlies plaats, ze keek me aan en legde haar hand op mijn knie. Tom en Leon gingen tegenover ons zitten en waren in een gesprek verwikkeld over de vreemde speech van de moeder. Een kleine tien minuten later kwamen Inges ouders de ruimte binnen. Ik zag dat ze gehuild hadden. Ook ik moest wel eens janken bij een sentimentele film, maar dat wilde niet zeggen dat ik echt verdriet had. Ik geloofde haar ouders niet. Inge was altijd hun schaamte geweest. Nu ze dood was, paste ze weer binnen het gezin. Op de dode Inge konden ze trots zijn.

‘Zullen wij ook in de rij gaan staan?’ vroeg Marlies.

Alle vier schoven we tegelijk onze stoelen naar achteren. De poten maakten gezamenlijk een piepend geluid. Tom mompelde: ‘Eén voor allen en allen voor één.’

Haar ouders namen voor iedereen de tijd alsof ze hen moesten troosten. Ik keek naar Inges moeder en zag haar armbewegingen maken die ik herkende. Het gezwaai van Inge zag ik weer voor me. Ze zat op haar fiets en slingerde door de mensenmassa. In het begin lukte het nog en werd de afstand tussen ons steeds groter. Later reed ze zich klem en stond ze bijna surplace op de trappers. Ik schreeuwde haar naam, ze draaide haar hoofd, lachte en viel om. Heel langzaam viel ze om. Ik zag haar steeds weer vallen.

*

‘Dat meisje is dood.’

Nu ik het hardop zeg, komt alles dichterbij. De man kijkt me aan. Hij zet een stap naar voren. Voor het eerst deins ik niet terug.

‘Dat dacht ik al. Ik heb haar zien vallen,’ zegt hij, ‘Met haar hoofd op de stoeprand.’

Zijn woorden brengen alle beelden terug. Ik zie dat Inge haar hoofd lachend omdraait omdat ik haar geroepen heb. Daarna verliest ze haar evenwicht. Overal staan mensen, maar net niet op de plek waar ze naartoe valt.

‘Wat deed jij toen zij gevallen was?’

Opnieuw zie ik Inge vallen. Ik sta stil en zie haar gaan, steeds opnieuw zie ik haar vallen. Ik durf haar niet neer te laten komen. Heel langzaam valt ze in mijn hoofd, maar vlak boven de stoeprand schiet het beeld terug naar het begin van de val. Alles zonder geluid.

‘Wat deed jij?’

Met grote ogen kijk ik naar hem. De hele tijd weet hij wie ik ben. Even sluit ik mijn ogen. Gekraak. Ik hoor gekraak. Met vol geluid zie ik haar hoofd hard de stoeprand raken. Eerst wijkt de menigte uiteen. De tijd lijkt stil te staan tot iemand naar haar toe gaat en bij haar lichaam knielt. Daarna zie ik heel veel mensen. Iemand roept om een ambulance. Ik kijk en kan niet bewegen.

Hij herhaalt zijn vraag terwijl hij nog een stap zet. Achter hem ontstaat ruimte maar alle energie is verdwenen. Ik ga zitten midden op het pleintje.

‘Niets. Jij rende weg. Je schreeuwde, duwde iedereen wild opzij en liet dat meisje aan haar lot over.’

Hij zet nog een paar stappen en komt een meter voor me tot stilstand.

‘Dat meisje lag daar dood te bloeden…’ even pauzeert hij, ‘Jij riep haar, jij bracht haar uit haar evenwicht. Door jou viel ze met haar hoofd op de stoeprand.’

Ik zit in de kleermakerszit. Nu hij dichterbij is wil ik opstaan, maar het lukt me niet. Hij zet zijn voet op mijn knie en zijn hand op mijn schouder.

‘Daarna rende je hard weg richting die cameraman. Hij zag je aankomen en pakte zijn laatste shot.’

Plots zie ik alles weer. Met volle kracht bots ik tegen de cameraman aan. Eerst valt de camera, daarna hij. Paniek breekt uit. Iedereen probeert weg te komen. Even zie ik zijn verbijsterde blik tussen al die schoenen. Dan verdwijnt hij en ren ik door.

Zijn ogen blijven op me gericht. De man duwt mijn knie hard naar de grond zodat ik opzij val. Zijn schoen komt op mijn gezicht af.

Over de auteur

Pieter Drift (1967) studeerde in 1991 af aan de kunstacademie te Rotterdam. Hij etst, tekent en schrijft. Zie pieterdrift.nl. Samen met Willem Jakobs vormt hij sinds 2012 een kunstenaarsduo. Werk te vinden op jakobsdrift.nl. Publicaties in o.a. Extaze, Ballustrada, Tijdschrift Ei, De Optimist en Ambrozijn.

Over de illustrator

Martin Hooke (1988) is overdag ontwerper bij singulier sokkenmerk Alfredo Gonzales en ’s nachts een veelzijdig geïnteresseerd multimediaal maker. Zo heeft hij al creatieve paden bewandeld als muziekproducent, 3D-ontwerper, graficus, fotograaf en textielontwerper, telkens met de aandachtsspanne van een fruitvlieg. instagram: @aroundthehooke. Zie ook martinhooke.com.

Lees meer van

Tiewrap

Door Pieter Drift

Die ene keer dat Simon zijn hand op mijn billen legde, hoopte ik nog dat het per ongeluk was. Sommige dingen wil je gewoon niet, ze mogen niet gebeuren. Simon was veertien jaar en ik tweeëndertig. Door een enorme groeispurt waren zijn kleren allemaal net iets te klein. Versleten knieplekken zaten bij al zijn broeken […]

Lees meer uit de categorie kort verhaal

Wankelen heeft een slechte reputatie

Door Steff Geelen

‘Verdwijnen bleek makkelijker dan ik dacht. Blijkbaar kun je je zo traag terugtrekken dat niemand het nog doorheeft. Of in ieder geval geen moeite meer doet. Behalve Beer dan.’ Dit eigentijdse, fantasierijke verhaal is een voorpublicatie van het chapbook van Steff Geelen. Over wankelen en mensen die juist voor niets lijken te wijken.

ontwerp: Artur Schmal Studio / ontwikkeling WordPress: Daniël Philipsen