kort verhaal

Het moederschip

Door Ellen Apers | beeld: Luuk Tuchner
23 december 2023

Jacobs lichaam is een perfecte replica: warrig haar, neus als een vogelbek en de geur van Pringles-paprikachips. Sofia weet wel beter. Het zijn de kleine dingen: hoe hij niet zeurt over de lege pot confituur of haar niet plaagt over haar roze T-shirt met sterren erop.

Aan de keukentafel hebben ze eilandjes rommelloze ruimte gecreëerd om in doodse stilte te ontbijten. De rest van de tafel is bezaaid met doktersbrieven, blikjes en meeneemverpakkingen. Een snee brood voor haar, waar ze met tegenzin aan begint.

Enkele weken geleden wist de alien niet dat een mensenlichaam eten nodig heeft. Dagen- en nachtenlang bleef hij met een intergalactische jetlag in bed liggen. Elke ochtend en avond zette Sofia eten voor zijn slaapkamerdeur. Af en toe keek ze voorzichtig naar binnen en zag ze hem roerloos in bed liggen. Wanneer het moederschip komt om de aarde te vernietigen, hoopt ze dat hij zich herinnert dat ze zijn leven heeft gered.

Vandaag gaat hij contact maken. Elke woensdag komt de alien pas in de namiddag thuis, hoewel de middelbare school op hetzelfde tijdstip eindigt als de hare. Ze wil ernaar vragen. Hij kijkt op van een filmpje over skateboarden en zij kijkt naar de droge toast op haar bord. De halve eclipsen onder zijn ogen trekken langzaam weg. Zijn wangen zijn opnieuw voller en niet langer maanwit. Aanpassen aan het leven op aarde heeft hem veel moeite gekost. Altijd boos, woorden spuwend die als kometen kraters maakten.

‘Jacob zit even in een zwart gat,’ had papa gezegd toen ze bij hem kwam uithuilen. Ze zaten in de zetel en keken tv. ‘Wil je erover praten?’ 

Ze schudde haar hoofd en staarde naar de glow in the dark-sterren op het plafond. Mama had ze er op een zondagmiddag in patronen van de hemellichamen opgeplakt. Ze had Jacob en Sofia naar de living geroepen. Alle gordijnen waren dicht, de blauwe stof bespikkeld met zonlicht. Met haar hand op de lichtknop telde ze af: ‘Drie, twee, één, ta da!’

‘Hoe kinderachtig,’ had Jacob – de echte Jacob – gezegd, dus vond Sofia dat ook.

Midden in de nacht sluipt ze soms stiekem naar beneden om er op de vloer te liggen. Dan zit ze even opnieuw op mama’s schoot, buiten op het terras tijdens warme zomernachten, naar de sterren te staren. Eergisteren vond ze een van de sterren op de grond. Zelfs op de toppen van haar tenen, balancerend op een keukenstoel, lukte het haar niet om de ster terug op zijn plek te plakken. Even moest ze op de vloer gaan zitten, want het leek alsof ze geen adem meer kreeg.

Papa en Jacob hebben nog niet gemerkt dat het weg is. Ze durft hen er ook niet mee lastig te vallen. Nu zit het sterretje in haar broekzak, één van de punten prikt in haar been. Ze trekt haar boterham in kleine stukjes en bestudeert de alien. Het wezen begint meer en meer op een mens, op haar broer, te lijken. Wanneer hij alles heeft geleerd, vertrekt hij ook.

 

‘Mag ik ook het moederschip zien?’ vraagt ze.

Hij kijkt opnieuw op. ‘Het wat?’

‘Het moederschip, ik wil er ook heen.’

‘Wat heb je nu weer zitten kijken? Eet je bord leeg en haal je tas,’ antwoordt hij.

‘Ik ga het aan niemand vertellen.’ 

Hij negeert haar, zet zijn bord op de stapel aan het aanrecht.

‘Ik wil ook naar de sterren.’

‘Haal je tas.’

Ze verkruimelt haar toast. ‘Waarom Jacob wel en ik niet?’

‘Houd je mond en haal je tas!’

Er springen tranen in haar ogen.

‘Shit, sorry. Kom hier.’ Hij veegt haar tranen weg met de mouw van zijn T-shirt. ‘We spelen je spelletje na school, goed?’

Ze schudt haar hoofd, dringt de kinderachtige tranen weg.

‘Wil je niet naar school?’

Ze haalt haar schouders op. Hij zucht en maakt zich alleen verder klaar. Aan het raam kijkt ze hoe hij de straat uit fietst. Ze zet haar bord op de stapel waardoor die gevaarlijk heen en weer schommelt. Ze laat warm water lopen, opent de fles zeep en ruikt het ziekenhuis. Het water klotst over de rand, gutst op de tegels en doordrenkt haar sokken. Met natte voeten en wangen sluipt ze naar boven. Ze legt haar oor tegen de slaapkamerdeur van mama en papa. Stilte.

In de ruimte is geen geluid, zei mama eens. Ze had een laken over hun hoofd gegooid om alles nachtzwart te maken. Ze hielden hun adem in. 

‘Hoor je het?’

De stilte klonk als haar hartslag.

*

’s Middags haalt ze haar fiets onder het stof en de spinnenwebben vandaan. De deur van het tuinhuis piept zo luid dat ze bang naar het slaapkamerraam kijkt. De gordijnen blijven onbewogen zoals gesloten ogen. Ze kent de weg uit haar hoofd, is er regelmatig met mama en papa heen gefietst om Jacob op te halen en samen een ijsje te eten. Jacob en zij raceten altijd om als eerste bij de ijskraam te zijn. Meestal liet hij haar winnen. In de verte rinkelt de schoolbel.

Ze trapt sneller tot ze buiten adem aankomt. Zweet rolt van haar rug. Haar fiets zet ze tegen een gevel en ze verstopt zich achter een rij geparkeerde wagens tot de alien naar buiten komt. Hij zwaait gedag naar zijn vrienden en wandelt de straat af. Van auto naar auto volgt ze hem op een afstand naar zijn schip. De koffiebar en de winkels komen haar bekend voor, ook al heeft ze de weg maar één keer, op een krakende leren achterbank, afgelegd.

De alien merkt niets, met gebogen schouders wandelt hij verder. Wanneer ze de bestemming ziet, stopt ze. Ze verliest haar evenwicht en steunt met haar hand tegen de deur van de auto waarachter ze schuilt. Het alarm loeit, de alien draait zich om. Snel bukt ze zich, het asfalt schaaft haar hand. Hij is weg wanneer ze om de auto heen spiedt. Even twijfelt ze. Ze volgt hem.

Als rijen dominostenen strekken graven zich uit tot waar het spoor begint. Een trein davert voorbij. Bij sommige graven staan bloemen, op andere groeit mos. De alien, huilend zoals Jacob tijdens de begrafenis, staat verderop aan mama’s graf. Kiezels knarsen onder haar schoenen. Hij kijkt op van de letters op de steen en reikt zijn hand naar haar uit. Ze pakt hem vast. In haar broekzak prikt het sterretje. Ze haalt het eruit en plakt het achter mama’s naam op de steen.

Over de auteur

Ellen Apers (1997) schrijft korte verhalen. Na het volgen van schrijfopleidingen aan het Conservatorium te Leuven en van Creatief Schrijven vzw te Antwerpen, werkt ze momenteel aan een novelle in het kader van de Schrijversacademie.

Over de illustrator

Luuk Tuchner (2000) is een Nederlandse Illustrator die spelenderwijs beeld maakt. Van collage tot schilderen en alles wat daartussen valt, Luuk doet waar hij zin in heeft. Absurditeit verpakt in vele kleuren staat centraal in zijn werk. Zie zijn Instagrampagina voor meer werk @kleutertjeluuk

Lees meer uit de categorie kort verhaal

Niet toegeven

Door Jana Schrauwen

Pijnlijke herinneringen, een eenzijdig telefoongesprek en een ongemakkelijke ontmoeting in een supermarkt. Een wildemansrit langs ecologische deodorant en en een flesje teriyakisaus die eindigt in paniek en ontroering. Een kort verhaal van Jana Schrauwen, vergezeld door een illustratie van Nikki Roosma.

ontwerp: Artur Schmal Studio / ontwikkeling WordPress: Daniël Philipsen