Golden Years
Door Laurens van de Linde | beeld: Martien BosCANNOT READ DALLAS. De woorden blijven op het display staan als ik mijn kaart opnieuw voor de incheckpaal houd. Ik pulk wat aan het elastiekje dat om mijn ringvinger zit.
Vanochtend was er een documentaire op tv over grizzlyberen die op zalm joegen. De beren sloegen wild in het kolkende water terwijl de vissen zich een weg tussen hun poten door baanden om bij hun geboorteplaats te komen, waar ze kuitschoten en stierven. Mijn telefoon trilde, op het display stond een bericht van Claire en ik probeerde te berekenen hoelang ik nog op de bank kon blijven zitten voor ik naar het station moest. Op tv demonstreerde de presentator hoe je zalm in één klap op een rots kon doodslaan.
Op de jongen die schuin tegenover me zit na is de coupé leeg. Hij tikt met zijn voet op de maat van de muziek uit zijn telefoon, ik overweeg er iets van te zeggen. Eens in de zoveel tijd staat de jongen op en loopt hij naar de glazen cabinedeur. Dan tuurt hij de cabine in als een kind dat voor het eerst voorin mag zitten. Zijn gezicht is ingevallen en zijn blonde haar is dun en slap. Ik vraag me af wat hij denkt als hij zijn reflectie in de cabinedeur ziet, of zijn huis dan dichterbij komt.
De bejaardenflat die een half jaar geleden zou worden gesloopt, is nog steeds het eerste waar je tegenaan loopt zodra je het station verlaat. Zo kunnen studenten na de verjaardagen van hun ooms en tantes, opa’s en oma’s direct de trein naar huis nemen. De lucht is onderweg grijzer geworden en terwijl ik het perron oversteek, raken de eerste regendruppels de grond.
Ik bel mijn vader. Hij zegt dat hij nog aan het werk is dus loop ik naar huis. Ik vermoed dat hij nog steeds vreemdgaat, al vraag ik me af hoelang je het zo kunt noemen. Er fietst een meisje langs met wie ik in de vijfde klas Frans oefende door Madame Bovary regel voor regel naast de vertaalde versie te leggen. Ik steek mijn hand op om te zwaaien maar als ze dichterbij komt blijkt het iemand anders te zijn. Ik zie hoe de opa’s en oma’s worden verzameld in het halletje van het bejaardentehuis, hoe ze worden afgedroogd.
We zijn op een verjaardag waar iedereen rookt. Mensen die zwoeren dat ze nooit ook maar een trekje zouden nemen omdat ze een moeder hadden verloren aan kanker draaien steeds weer nieuwe joints. Claire is wat te drinken gaan halen en nu weet ik niet zeker of ik achter haar aan had moeten lopen of dat ze iets voor me meeneemt, of ik haar überhaupt nog zal zien vanavond. Er loopt een jongen langs met in zijn ene hand een biertje en in zijn andere hand drie op elkaar gestapelde blikjes knakworstjes die hij door het smalle halletje manoeuvreert en ik denk aan de pizza die mijn vader vanavond liet bezorgen omdat dat volgens hem speciaal was. It’s not really work, it’s just the power to charm.
Zonder dat ik het doorheb, ben ik in een kringgesprek gaan staan. Het meisje naast me stoot me aan en dan kijkt iedereen naar me. Ik zeg niks, pulk aan het elastiekje. ‘Weet ik niet.’ Een jongen met rode puntschoenen vouwt zijn handen over elkaar en zegt dat hij later bij De Nederlandsche Bank gaat werken en de anderen knikken en zeggen dat dat echt een goed idee is en dan lacht hij een beetje voldaan naar mij. Volgens mij heet hij Olivier. Of Ron.
‘Het is vandaag precies vijf maanden geleden dat David Bowie overleden is,’ roept de dj terwijl hij voor de derde keer vanavond ‘Let’s Dance’ opzet. Ik kijk vanaf de bank naar Ron die leunend tegen de muur een fles whisky aan zijn mond zet. Elke keer dat dit nummer voorbijkomt, lopen meer mensen de dansvloer op. Ik vraag me af wat mijn drempel is. Misschien zeven keer, maar waarschijnlijk zes want mijn voet tikt al mee. Jens komt naast me zitten en gooit een flesje water in mijn schoot, zijn ogen zijn kogelrond en zijn scherpe, hoekige gezicht wordt maar nauwelijks door een stoppelbaard verhuld.
‘Voor de dorst,’ zegt hij iets te hard. ‘Heb je ook zo’n dorst?’ Ook hij tikt met zijn voet mee op de maat van de muziek, maar dan twee keer zo snel.
Ik schud mijn hoofd en neem een slokje van mijn bier.
‘Wacht maar, komt nog wel. Ga je nog vaak naar de sportschool?’ Hij wrijft met zijn wijsvinger over zijn tandvlees.
‘Ik ben nog nooit in een sportschool geweest.’
‘Zou je eens moeten proberen. Ik denk dat je het er wel leuk vindt.’ Hij knijpt even zacht in mijn schouder en loopt dan weg.
‘Voel je het? De dorst?’ roept hij nog, terwijl hij Brian aantikt en in de badkamer verdwijnt. Brian loopt hem achterna en trekt de deur dicht. Ik wil hem zeggen dat het goed is om hem weer even te zien, maar ik heb ook geen zin om op te staan en ik besluit hem morgen een sms te sturen als ik er nog steeds mee zit. De dj wordt afgelost door een jongen die een Game Boy Color op de draaitafel aansluit en naar de dansende meisjes gebaart dat ze hun shirt omhoog moeten trekken.
Het is vijf maanden en een dag geleden dat David Bowie overleden is en ik heb hoofdpijn.
Claire zeurde gisteren onophoudelijk over mijn nieuwe kamer en als ze me ’s ochtends vraagt hoelang ik van plan ben te blijven, of ik direct weer wegga, hoor ik mezelf met tegenzin vragen of ze wil meereizen. Opeens vol energie springt ze uit bed en rent ze naar beneden terwijl ze roept dat ze ontbijt gaat maken en dat er een schone handdoek in haar kast ligt. Ik doe het elastiekje af om mijn haren te wassen terwijl ik het refrein van ‘Starman’ neurie. Het is vijf maanden en een dag geleden dat David Bowie overleden is en ik heb hoofdpijn.
Claire steekt haar hoofd om het douchegordijn en vraagt of ik koffie of thee wil en ik zeg dat het me niet uitmaakt. Dan schuif ik het gordijn weer toe. Ik wil haar roepen en vragen of ze bij me in de douche komt staan, ik wil haar vertellen dat mijn vader niet vroeg hoe het met mij ging toen hij vannacht sms’te dat hij niet thuis zou slapen. Ze heeft koffie gezet en er staan aardbeien op tafel die we op crackers pletten. Terwijl ik in mijn koffie blaas, vraagt ze hoeveel bedpartners ik heb gehad sinds ik verhuisd ben.
‘Dat weet ik niet. Hoezo?’
‘Oh, gewoon. Ik dacht dat jullie dat bijhielden.’ Wanneer ze het woord ‘jullie’ uitspreekt gebaart ze met haar vork naar me.
‘Zeven, of misschien zes. Maar goed. Hoe vond je het, gisteren?’
‘Dus je houdt het toch bij.’ Ze duwt zo hard met haar vork op de aardbeien dat de cracker breekt. ‘Wat kansloos.’
We staan op het perron en ik rook een sigaret. Claire belt al de hele weg naar het station met haar vriend, het is een gesprek dat het midden houdt tussen een discussie en een ruzie, als twee ouders die zich moeten inhouden omdat hun zoontje zojuist de kamer is ingewandeld. Het zou kunnen dat ik met die vriend heb gedanst, gisteren, maar nu ik er langer over nadenk, begin ik te twijfelen. Ik heb met veel mensen gedanst. Ze legt haar hand over de microfoon.
‘Ik wist niet dat jij rookte.’ Ze snauwt een beetje. Als ik niet antwoord, haalt ze haar hand weer van de telefoon. Ik gooi mijn sigaret op de rails en terwijl ik me probeer te herinneren wanneer Claire voor het laatst op mijn oude kamer was, bedenk ik me dat Jens me nog niet heeft opgezocht sinds ik ben gaan studeren. Ik begin aan een sms’je aan Jens, verwijder de tekst en begin opnieuw, maar het lukt me niet. Ik steek nog een sigaret op.
‘Je bent veranderd,’ zegt ze. Het duurt even voor ik besef dat ze haar telefoon heeft weggestopt en stil is blijven staan. Ik draai me om terwijl ik op de incheckpaal leun. We kijken elkaar aan en op dat moment weet ik dat ze niet mee terug zal gaan. Ze blijft me aankijken terwijl ik mijn sigaret oprook en hem uitdruk, ze kijkt me nog steeds aan als ik aan mijn elastiekje pulk, mijn chipkaart uit mijn portemonnee pak en de kaart voor de paal houd, waar nog steeds CANNOT READ DALLAS op staat.
Over de auteur
Laurens van de Linde is programmamaker en redacteur bij Literair Productiehuis Wintertuin en hoofdredacteur van literair tijdschrift Op Ruwe Planken. Daarnaast schrijft hij en maakt hij muziek, in zijn eentje en als helft van de Jonge Blonde Goden.
Over de illustrator
Martien Bos is redacteur bij De Optimist en essayplatform De Nieuwe Garde. Hij publiceerde verhalen in diverse tijdschriften en illustreerde voor media als De Optimist, NRC Handelsblad, VPRO, De Standaard, uitgeverij Boom en Athenaeum–Polak & Van Gennep.
Lees meer uit de categorie kort verhaal
Het lot van reizen in de ochtendspits
Door Khalid IdmalekVanwege de drukte zijn alle deuren geopend. De trambestuurder rinkelt. Achter ons is de volgende tram al tot stilstand gekomen. Een mensenmassa sjokt, voornamelijk met gebogen hoofd, door de miezer richting het station. De deuren vallen dicht. Een man in blauw pak wurmt zich langs het poortje en bemachtigt de laatste lege zitplaats pal […]