Kronkelende bomen
Door: Fenna Plaisier
Beeld: Laura Chen
30 oktober 2023
Ze zaten in een vakantiehuisje op de Veluwe midden in het bos. De avondzon scheen door de openstaande ramen van de woonkamer en zette de kamer in een zachtgele gloed. Valerie zat op de bank, haar benen opgetrokken, haar armen eromheen geslagen. Ze keek naar Adam die bij het aanrecht stond. Hij deed de afwas. Zijn beurt. Zachtjes klonk Nick Caves fluisterende stem uit de JBL-speaker, woorden rolden van de keuken over de eettafel naar de bank. Distant waves and waves of distant love. You wave and say goodbye.
Was dit niet de perfecte afsluiting van een perfecte week vakantie? Een week van samen zijn, van eindeloze zomerdagen. In de ochtend vroeg gewekt door vogels en ’s avonds in slaap gevallen bij het ruisen van de bomen. Wat hadden de mensen uit de omgeving gedacht als ze hen zagen? Wandelend door het bos, zijn arm om haar heen geslagen, hij lang en zij klein, hij rossig en zij ravenzwart. Een verliefd stel, nog jong en zorgeloos, gelukkig.
Ze keek naar zijn lichaam, naar zijn gespierde kuiten, wielrennerskuiten, de haarloze plek midden op zijn kuit, roze en glanzend, vorig jaar onderuitgegaan bij een afdaling. Verder omhoog. Aan zijn zwarte korte broek was niet te zien hoe zijn dijbenen of billen eruitzagen. Dijbenen als ranke boomstammen, sterk en toch dunner dan die van haar, billen die nauwelijks opbolden. Ze zag hoe zijn schouderbladen scherp afstaken onder zijn T-shirt. Gisteren gleden haar vingers over zijn rug, glad en hard als een schild. Zijn handen hadden haar gekneed, haar dijen, haar billen en haar borsten. Week vlees dat geen weerstand bood. Wist hij wat ze dacht op zulke momenten?
‘Gaat het?’
Hij had zich half omgedraaid. Onbewust had ze haar vingers tegen haar slapen gedrukt. Ze glimlachte. ‘Ja hoor. Zit gewoon lekker te luisteren.’ De muziek drong nu weer tot haar door.
Can’t remember anything at all. Flame trees lined the street. Het beeld van brandende bomen zweefde voor haar ogen.
Zijn telefoon trilde op het tafelblad. Hij droogde zijn handen af aan zijn broek en liep naar de tafel. Het schermlicht scheen op zijn gezicht. Sproeten op zijn neus. Hij glimlachte naar de telefoon.
Met moeite wendde ze haar blik van hem af en keek naar buiten. Een merel landde net op een tak en begon uitbundig te fluiten. Het klonk als een melodie, met eerst lage tonen en dan een hoge trilling. Ze glimlachte. Het lied deed haar denken aan logeren bij opa en oma als kind. Iedere ochtend gewekt worden door het vogelgekwetter. De geur van zelfgebakken brood die door het hele huis ging. En het avondeten dat altijd zo vroom eindigde met gevouwen handen en opa die met schorre stem prevelde: ‘Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.’
De merel leek er genoeg van te hebben en vloog weer het bos in. Wat een vrijheid om zo weg te kunnen zweven. Ze strekte haar benen en wiebelde ze heen en weer. Het was terug. Die gekke energie in haar benen. Was het door die vogel of omdat het hun laatste avond was? Ze keek naar haar koffer die als een opengeklapte romp bij de eetkamertafel lag, mouwen en sokken hingen er als ingewanden uit. Daarnaast stond Adams weekendtas, dichtgeritst. Ze wist hoe de tas er vanbinnen uitzag. Stapeltjes T-shirts, broeken en boxershorts als pelotons opgesteld.
Morgen gingen ze weer terug naar Berlijn. Terug naar de Warschauer Strasse, naar de punkers met hun kartonnen borden waarop in hanenpoten geschreven stond: Give us money so we can buy weed. Terug naar de stromen toeristen, de zwervers met klitterige haren en hun honden met klitterige haren, de Dönershop op de hoek waar ze nog nooit had gegeten, de Späti voor sigaretten en Club Mate, hun voordeur vol met graffiti. Water dat naar chloor smaakte. De tram die gillend door de bocht kroop. Ze voelde een druk op haar borst en haalde diep adem. Het hielp niet. Ze had frisse lucht nodig.
‘Ik denk dat ik nog even naar buiten ga.’ Haar sneakers lagen naast de bank. Met haar voet schoof ze er een naar haar toe.
Adam fronste. ‘Hoezo? Nu nog?’
‘Ja, ik… nou ja.’ Ze stond op en liep naar de deur. ‘Vind je dat erg?’
Hij ging op de bank zitten en keek haar aan. ‘Het was mijn moeder.’
‘Wat?’
Hij wees naar zijn telefoon op de tafel. ‘Net, het appje. Dat was m’n moeder. Of we het leuk hadden.’
Haar hart bonsde. ‘Oké.’ Ze bleef even stil. ‘We hebben het leuk, toch.’
‘Yes.’ Hij knikte langzaam. ‘Dus, je wil echt nog gaan?’
‘Eventjes maar, afscheid nemen van het bos.’
Het was nog aangenaam warm buiten. Ze haalde diep adem en rook de kruidige geur van schors, mos en gras. De energie in haar benen kroop naar boven, naar haar onderbuik en haar borsten.
Ze was op slag verliefd geweest op het beukenbos toen ze er vorige week voor het eerst was. Later had ze gelezen dat dit ‘het bos van de dansende bomen’ werd genoemd, omdat alle bomen kronkelden en geen enkele boom recht stond. Ze was een keer om zes uur opgestaan om het bos in het ochtendlicht te kunnen zien. Later had ze Adam proberen uit te leggen hoe het eruitzag. Hoe de lichtgele zonnestralen op de groene bladeren hadden geschenen en hoe ze na lang kijken niet meer kon zeggen of het licht van de zon kwam of van de blaadjes zelf. Hij had geglimlacht en gezegd dat het hem mooi leek.
Haar lichaam tintelde. Ze haalde diep adem en voelde haar borsten tegen haar T-shirt drukken. Voor haar stond een slanke beuk met een donkergroene gladde stam. Ze liep ernaartoe en gleed met haar hand eroverheen. De boom leek net een lichaam, kronkelend van genot en met takken die zich als armen in pure extase naar de hemel uitstrekten. Onder haar lagen knokige in elkaar verstrengelde wortels die als agressieve geliefden over de grond rolden. Haar vingertoppen gleden over de boom, ze sloot haar ogen en voelde de stroeve structuur onder haar gevoelige huid. De haartjes op haar armen kwamen overeind.
Ongemerkt was ze sneller gaan ademen en een wilde energie joeg door haar lijf. Ze beet op haar lippen. Waarom voelde ze dit? Ze wilde de schors tegen haar rug voelen schuren, haar dijen laten bekrassen door takken, bladeren over haar borsten en buik wrijven tot haar huid besmeurd was met bloed en bladgroen. Het zou moeten regenen, ja, ze wilde dat een wolk boven haar zou openscheuren en dat waterdruppels als een tong over haar lichaam zouden glijden, van haar schouders, naar haar borsten, haar navel, over haar venusheuvel naar de binnenkant van haar dijen, haar kuiten en enkels.
Achter haar hoorde ze geritsel. Ze duwde zichzelf van de boom en draaide zich om. Niemand. ‘Thank god,’ zei ze hardop en ze wreef over haar neus. Links zag ze een heuveltje van zo’n drie meter hoog. Ze haalde diep adem en begon te rennen, over bladeren, takjes en mos, ze sprong over een liggende boomstam, ze struikelde, hield haar balans, lachte en rende verder. Hijgend stond ze boven en keek om zich heen. Het begon donker te worden, contouren en kleuren vervaagden. Schuin voor haar was een pad dat in de richting van het huisje ging. Ze begon te lopen.
De laatste keer in het bos. Morgen weer in Berlijn. Die gedachte stortte zich als een blok beton in haar lichaam en plette alle opwinding. Vanaf morgen terug in de spiraal van het leven met Adam. Zijn telefoon die een aantrekkingskracht had als een zwart gat, ze wilde zijn berichtjes niet lezen, maar toch wel lezen. Haar hart klopte wild als ze de code van zijn telefoon intoetste, haar duim veegde over het scherm en de gestolde pijn in haar lichaam kwam weer vrij. ‘Ik zal het nooit meer doen,’ had hij haar beloofd.
Ze was gevangen in wat ze ooit had gelezen. De berichtjes waren als beelden in haar hoofd gegraveerd, zoals muziek in de groeven van een langspeelplaat, en kwamen tot leven tijdens zijn nachten uit in Kater Bleu of Watergate. Zij lag thuis, zwetend in bed, opgerold in beelden. Ze zag een lange slanke blonde vrouw die naar hem toekwam, hij zoende haar en beet op haar lippen tot ze rood en gezwollen waren, hij trok haar mee naar een donkere hoek en duwde haar hoofd naar beneden, haar onschuldige ogen keken hem aan terwijl ze hem in haar mond nam. Ze drukte het hoofdkussen tegen haar gezicht om de beelden weg te drukken. Hij nam de vrouw mee naar buiten en legde haar op de motorkap van een auto, deed haar kanten string uit en likte haar tot ze kreunend klaarkwam. Huilend in bed zag ze hem met de vrouw teruggaan naar binnen, hij neukte haar bij de wc’s over de wastafel, haar grote ronde borsten pakte hij stevig vast, andere mensen zagen het, maar de vrouw was geil en hij ook, het kon hun allebei niets schelen. De beelden draaiden door in haar hoofd totdat ze uitgeput was en met lege ogen voor zich uitstaarde.
Ze stond voor het klaphek dat het bos scheidde van de tuin. Nog een stuk of dertig meter tot ze weer bij het huisje was. Ze zou naar binnen gaan, morgen in de auto stappen en naar Berlijn rijden. Het voelde alsof het leven haar in de greep had en als een golf meesleurde. Haar keuzes hadden gebeurtenissen en gevoelens in gang gezet die niet haar keuze waren en toch waren ze er. Nu waren Berlijn en Adam onderdeel van haar. Net als de pijn en schaamte die ze dagelijks voelde in haar lichaam, de steken in haar borst, het zware gevoel in haar maag.
Ze staarde naar haar nagels en wreef over de kartelige uiteinden. Het was frisser geworden. Koude lucht op haar warme huid. Ze haalde diep adem. Het ruisen van de bomen vermengde zich met het gefluister in haar hoofd. Verlossing, keuze, weggaan. Haar handen gingen over haar lichaam. Kon ze alles eruit scheuren? Hem en hun liefde. De woorden waren er, al maanden doolden ze in haar hoofd. Ze kon ze voor zijn voeten werpen. Alles zou ze eruit kunnen gooien tot haar lichaam weer schoon was en haar geest niet langer vertroebeld.
Ze gaf het hek een harde duw en liep met grote passen verder. Achter haar viel het hek met een klap dicht.
‘Ik maakte me zorgen. Het is al donker.’ Adam zat op de bank met een glas rode wijn.
Valerie sloot de deur achter zich en bleef op de deurmat staan. Ze staarde naar haar schoenen.
‘Was het lekker buiten?’
Zonder hem aan te kijken knikte ze en trok haar linkerbeen op om haar schoen uit te doen.
‘Wil je ook een glas wijn?’
Ze legde haar sneakers op de mat. Geconcentreerd bleef ze ernaar kijken. Nu moest ze het zeggen. Woorden. Voor zijn voeten. Ze keek hem aan.
‘Is er iets?’ Hij sprak de woorden langzaam uit. Alsof hij de vraag niet wilde stellen.
‘Adam, ik…’ Haar stem klonk schor. Ze slikte.
‘Nou, zeg het maar.’ Hij stak zijn kin uitdagend naar voren en zijn armen over elkaar.
Met een zucht liet ze haar schouders zakken. ‘Ik…ik weet niet. Ik ben geloof ik heel moe.’
‘Valerie.’ Zijn stem klonk sussend. Hij stond op en liep naar haar toe. Ze rook zijn adem, zoet en schraal. Hij sloeg zijn armen om haar heen en drukte haar lichaam tegen zich aan. Ze bood geen weerstand. Aangevreten was ze. Van binnenuit. Haar vlees verrot, haar botten poreus.
‘Kom,’ zei hij. Hij trok haar mee naar de bank en duwde haar neer. ‘Hier, drink. Ik heb deze fles bewaard voor onze laatste avond.’
Langzaam bracht ze het glas naar haar lippen en nam een slok.
Ze reden over de provinciale weg. Hij zat achter het stuur. Zij zat naast hem. Met haar hoofd leunde ze tegen het autoraampje en keek naar de voorbijflitsende bomen die de weg omlijstten. De zon flikkerde door de bladeren en ze kneep haar ogen half dicht. Het beeld van brandende bomen kwam weer op haar netvlies. Bomen op de weg, vlammen, verkoolde takken. Ze wreef in haar ogen. Het was zes uur rijden. Dan was ze weer terug.
Ze sloegen af en reden de snelweg op.
Over de auteur
Fenna Plaisier (1986) is student aan de Schrijversvakschool in Amsterdam. In 2001 vertelde haar scheikundedocent tijdens de les dat er nooit meer een Elfstedentocht zou komen. Vanaf die dag is het haar missie om klimaatverandering te stoppen. Tijdens haar studie geschiedenis verdiepte ze zich in de relatie tussen mens en natuur. Tegenwoordig werkt ze als projectleider bij een milieuorganisatie.
Over de illustrator
Laura Chen is een fotografe, schrijfster en collagekunstenares in Engeland. Haar multidisciplinaire praktijk is intuïtief, experimenteel en speels; ze maakt gebruik van tekst, video, geluid en analoge methodes en fotomontagetechnieken. Aangetrokken door de eigenaardigheden van het alledaagse zoekt ze naar vormen van anders-zijn en een verbinding met het onbewuste. Fictie, illusie, mise-en-scène, geheugen, nostalgie, taalkunde, psychologie, genealogie, mythologie, synchroniciteit en avant-garde kunststromingen zijn terugkerende thema’s en interesses binnen haar werk. Zie instagram.com/lauramchen.
Lees meer uit de categorie kort verhaal
Akoestiek
Door Giuseppe MinerviniLa Strega hoort hem door het raam: driemaal laat hij de bronzen hendel uit de leeuwenbek op de deur vallen. De weduwnaar kamt zijn hagelwitte haar naar achteren, zet zijn hoed weer op, recht de revers van zijn blauwe colbert en drukt met twee vingers zijn roze zakdoek netjes in zijn vestzakje. ‘Ciao!’ roept ze […]