kort verhaal

Dorp tot de derde macht

Door: Nastasja Krzelj
Beeld: Fien Rijks

7 maart 2024

R.B.

Ik poetste daar mijn tanden in de douche en droomde ervan om weg te gaan. Het water stond niet aan, mijn kleren waren niet uit, ik stond er om een uur of zeven in de ochtend, hopend dat het leek alsof ik niet wilde vluchten. Ik krijg het benauwd van de gedachte van de vijftigjarige veteraan die oogt als een kind van acht. Mijn adem stokt, toch mis ik zijn huis zo. Als ik terug zou gaan weet ik dat ik weer zou hunkeren naar een zoete ontsnapping, maar laat me even dromen.

Ik poetste daar angstig mijn tanden in de douche, deed alsof het water aanstond en keek regelmatig plots naar achter omdat ik ogen en vingers voelde prikken in mijn rug. Het had de hond kunnen zijn, gevlekt, bevlekt, of een andere inwoner van het zoetzure dorp.

Het was niet echt een dorp te noemen of wel? Wat maakt een dorp tot een dorp? Het had een burgemeester, het had zelfs een dorpshuis, je kon er ook je tanden poetsen in de douche of gewoon bij het aanrecht. Ik poetste mijn tanden liever in de douche. De burgemeester, mijn vriend, was een veteraan van vijftigjarige leeftijd maar lachte met kleine witte tandjes als een kind van vier of acht. Die tandjes hadden iets dolfijnachtigs. Ik vroeg me af of ook hij ze angstig poetste in de douche, net als ik met kleren aan.

Zijn armen waren slap en er hing melkwit vel met een aantal vlekjes om zijn botten: los, alsof het jaren geleden te drogen was gehangen maar het nooit volledig zijn vocht had verloren. Ik stelde me voor hoe hij probeerde zelf een pot te openen, wanneer wij er niet waren, bedoel ik, om een snoepje te pakken voor zijn net zo gevlekte hond. Zwetend voorhoofd, zijn vel wapperend als een witte vlag in de wind. Zijn vel eiste hechtingen, het dorp had geen naald en draad.

Ik vroeg me af of hij er ook van droomde om te vluchten en of hij, angstig tandenpoetsend in de droge, schimmelende douche, af en toe een oog of een vinger voelde prikken in zijn rug. Ik wist zeker dat ik ervan droomde om weg te gaan, ondanks dat ik me vreemd genoeg thuis voelde in de benauwde lucht van zijn dorp. Ik had gehoord van iemand dat een droom uitkomt als je een geheim vertelt of een gelijkenis vindt met een andere persoon. Ik wilde hem geen geheim vertellen, mijn T-shirt was grijs en het zijne wit. Dat de oorlog voor mij nog sterk te voelen was, had hij niet willen erkennen. Hij had het liever over het prachtige landschap.

Ik vroeg me af of hij er stiekem toch van droomde om te vluchten, naar een plek waar minder oorlog in de lucht hing en waar hij minder oorlog voerde met zijn geest. De gebouwen hier ondervonden schotwonden en ze huilden tranen van gas, terwijl zijn geest leed aan verwondingen, ontstoken en te zien van buitenaf. Als je gewend bent aan de oorlog is het landschap ook werkelijk prachtig.

We reden bijna twee uur lang door de bergen, onderweg naar de dichtstbijzijnde supermarkt. Er heerste stilte in de auto, maar het schreeuwende verleden klonk voor mij als een bekend lied. Een bezorger zonder busje had met bebloede knokkels op ons autoraam geklopt. Het bloed op zijn knokkels was vers, net zoals het bloed tussen zijn tanden. Als er niks op mijn hart drukte, had ik hem uitgenodigd om zijn tanden te poetsen in de droge douche. Maar het was al laat en donker geweest en de schemering was daar niet slechts een schemering, maar een echte nacht en zijn knokkels waren te groot voor mijn kleine handen.

Ik poetste mijn tanden in de douche tot mijn tandvlees bloedde en ik de oorlog proefde

De bezorger en de burgemeester leken op elkaar in bloed, in geest, in woede. Oorlog is voor mij een vreemd concept maar ik weet dat ik het in hen voelde. Ik had graag gereden in zijn busje. Breng me naar het oorlogsfront en wanneer ik mijn bloed daar vechtend zie, weet ik zeker dat oorlog ook tot mij behoort.

Het dorp had een gebarsten schedel, zoals een oorlogsslachtoffer, als ik er zo aan denk wil ik helemaal niet terug. Het dorp was amper een dorp te noemen want het verloor inwoners als stromend bloed terwijl de burgemeester praatte over voorvaders en vrede en rust. Hij droomde niet van vluchten zoals ik had gehoopt, maar werd gekweld door de kreten van hoe het daar ooit was. Hoor je de oorlog? Ruik je het bloed? De oorlog is vers maar vervaagt, kruipt tussen zijn knokkels en de gleufjes in zijn huid en het bloed suist nog altijd in zijn hoofd.

Ik poetste mijn tanden in de douche tot mijn tandvlees bloedde en ik de oorlog proefde. Ik voel af en toe een oog in mijn rug prikken of een vinger op mijn schouder tikken en dan verlang ik ernaar om terug te gaan want ik voel me slechts op mijn gemak in oorlogsangst. Ik mis zijn witte vel, ik open graag nog eens zijn potten voor hem. Eenmaal geopend vullen ze zijn dorp met de geur van ontsteken, suizen, rotten. Ik wil (niet) terug want oorlog vind ik ook in mijn eigen schedelwonden.

H.M.

Je rijdt meestal dertig kilometer te hard en na elke hobbel land ik recht op mijn stuitje terug. En als ik bij jou ben geweest doet mijn nek pijn want de helm van je broertje is te zwaar voor mijn kleine hoofd, mijn zere nek, mijn kromme ruggengraat. Ik voel me nooit alsof je met mijn leven gokt, dertig kilometer te hard rijdend door een woonwijk in dat o zo kleine dorp. Ik ben er al vaker geweest, voordat ik je kende, ik heb het al zo’n duizend keer gezien. Ik was daar toen je je achtste verjaardag vierde en je broertje een kalf doodreed met diezelfde helm op. Ik zag je online op een foto in je achtertuin. Je miste me niet, en je zag niet hoe ik mijn lichaam boog over de heg om ook een beetje in jouw achtertuin te komen.

De vraag luidde wat ik het onbegrijpelijkst vond aan jou. Je kussen smaken niet naar strijd, controverse, ondergang, bloed. Je maakt je vaak druk en je was van slag toen ze niet meer met je door wilde. Soms vertel je me over je nachtmerries en dat je eens misselijk bent geworden van het gevoel. Mijn God is niet verborgen! Zie je niet dat ik de misselijkheid kan verdragen? Zie je niet dat mijn God niet verborgen is en dat de snelheid mij goed past?

Je kussen smaken niet naar strijd, controverse, ondergang, bloed, je kussen smaken naar jeugd in een dorp en je vrienden van de havo. Ik deel de scooterrit het liefst zwijgend, terwijl je met dertig kilometer te hard over een drempel rijdt en ik er toch van overtuigd ben dat dit niet mijn einde zou kunnen zijn. We razen samen door je dorp, veel meer is er ook niet te doen. Het asfalt voelt je al van ver aankomen, de schapen kijken ons na, zelfs het weiland is jaloers op onze vaart, ook al weet het niets van vluchten. Je hebt van die prooi-achtige ogen, zacht, bijna te goed. Alhoewel je op je hoede bent, zie je niet dat mijn God niet verborgen is wanneer je nog eens harder op het gaspedaal trapt.

Je kussen smaken naar jeugd in een dorp en je vrienden van de havo

We delen onze dorpachtige liefde in de ruis van de draaiende motor van je scooter, want we kunnen het niet eens worden over welke muziek er beter bij past. Je gokt met mijn leven maar dit is voor mij niet het einde, mij past de snelheid goed. Geen verschrikkingen gaan mijn begrip te boven, jouw snelheid is in tegenstelling o zo zacht. Ik ben een engel en een veteraan met een pistool in beide handen. Gok maar met mijn leven, ik kan het dragen. Omhoogvliegend over een hobbel, laat ik mijn wapens vallen en kom ik weer op beide vleugels terecht. Het bord langs de weg leest Op naar een prachtpolder!, zonder kogelgaten.

Mijn God is niet verborgen! In mijn oude kamer of op mijn nieuwe bed, pratend over het gymnasium, of over toen ons vriendinnetje gemeen tegen haar vriend was, of liefde, of seks. Eerste keer seks, nooit meer seks, toch-wel-seks of helemaal geen seks.

In de slaapkamer van mijn beste vriendin of op mijn eigen bed. Oude foto’s – hoeveel zij is veranderd, en hoeveel ik niet. Praten over verleden en toekomst is makkelijk, lacherig zelfs, ze lacht een zucht en ik vertel haar half-lachend dat ik met jou wel kan praten over het heden omdat je altijd dertig kilometer harder rijdt dan het verleden. 

Mama zegt altijd dat je familie niet kan maken, maar we kunnen sneller rijden op deze vlakke ondergrond en ik kende je nietige dorp al voordat ik er ooit was geweest. Ik geloof niet in engelnummers zoals mijn broer, engelen praten tegen mij op andere manieren. Bijvoorbeeld als we ’s nachts door dat o zo kleine dorp rijden, dertig kilometer te hard.

 

Over de auteur

Nastasja Krželj (2004) studeert History and International Studies aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Ze schrijft om te verwerken en te onthouden. Haar teksten en gedichten zijn gevuld met rauwe persoonlijke herinneringen en nemen de lezer mee in een specifieke gevoelswereld van betekenisvolle details en unieke personages. Als een Nederlandse met Kroatische achtergrond, combineert ze sentimenten uit beide omgevingen.

Over de illustrator

Fien Rijks (2000) is illustrator en printmaker. In haar werk houdt ze voornamelijk van heldere kleuren, vlakken en speelse onderwerpen, maar ze illustreert ook graag serieuze onderwerpen wanneer dat nodig is. Ze werkt graag met haar handen en probeert in haar werk altijd dat handgemaakte gevoel te behouden en zo min mogelijk digitale ingrepen te doen. Haar werk is voornamelijk geschilderd. Ze studeerde illustratie aan de HKU en werkt nu als freelance illustrator.

Lees meer uit de categorie kort verhaal

Eleonora

Door Evy van Hoof

Volgens de hoofdpersoon in dit korte verhaal van Evy van Hoof zou bij elke gebeurtenis een eigen tijdstip op de dag moeten horen. De komst van brieven die niet aan hem zijn geadresseerd verstoren dan ook zijn dagelijkse rituelen. Op een dag besluit hij een van de brieven te lezen, waarna zijn leven steeds meer zal veranderen.

ontwerp: Artur Schmal Studio / ontwikkeling WordPress: Daniël Philipsen