Gefeliciteerd
Door: Fairuza Pamenan
Beeld: Jort van Meeteren
4 oktober 2024
Ik heb geen oog dichtgedaan. Witte muren omsingelen mij en draaien om me heen. ‘Goedemorgen, mevrouw Liem. Heeft u goed kunnen slapen?’ Een jonge zuster trekt de gordijnen open. Ik gok dat we even oud zijn. Het is dezelfde zuster die gisteren de intake heeft afgenomen. Inmiddels ben ik vergeten hoe iedereen heet. De arts, de chirurg, de specialist en de verpleegkundigen. Ik heb ze allemaal gezien en al hun vragen beantwoord. Alle gesprekken zijn inmiddels vervaagd naar een waas van ja’s en nee’s. Het allerbelangrijkste: akkoord op sterilisatie.
Ze geeft me een klein blauw pilletje en een papieren bekertje met twee slokken water. Een collega komt erbij en ze gaan een checklist af, trekken de hekken van mijn bed omhoog en vervoeren me uit mijn kamer. Op de gang staat een vrouw met een rozenkrans in haar hand. ‘Het is nog niet te laat,’ roept ze. Al gauw houdt een bewaker haar tegen en verdwijnt ze uit mijn zicht.
‘Luister niet naar haar, de keuze ligt bij jou,’ verzekert de zuster mij.
‘Dat die anti-abortusgekken zelfs mensen tegenhouden die zich willen laten steriliseren is zo irritant. De kangoeroes die dansen en —.’ Huh, wat zeg ik allemaal? Ergens op de achtergrond hoor ik de zuster mij vertellen dat dit normaal is en dat ik me niet zo op moet winden. Ik probeer nog een slimme grap te maken, iets over Australië, dat lukt me niet. Een beademingsmasker wordt over mijn mond en neus geplaatst. ‘Tel maar af,’ zegt iemand. Tien.
Een vrouw die bang is om zwanger te worden. Een egoïstisch mens dat weigert op te groeien. Vieze pot. Ik heb het allemaal al gehoord. Nee, verre van dat. Hoe ik het zie, is het een vijandige overname. Een huis dat wordt gekraakt met de oorspronkelijke bewoners er nog in. Niemand kan me wijsmaken dat het iets is waar ik voor gemaakt ben.
Het is een week verder en het gaat goed, geen ontsteking of andere kwalen. Ik bewonder de twee kleine littekens op mijn liezen voor de spiegel. Tevreden pak ik de stapel post op van mijn deurmat. Voornamelijk reclamefolders en drie felicitatiekaarten. Eentje van Ruben, ‘Liefste Jeanelle, je bent zo dapper. Kusjes, Ruben.’ En eentje van Patricia, ‘Honey Baby Jeany, you rock! XoXo Patsy.’ De derde heeft afzender noch zegel. Een witte envelop, met daarin een simpel kaartje met ‘Gefeliciteerd, een baby!’ in sierlijke gouden letters. Ik draai de kaart meerdere malen om, scheur hem doormidden en gooi de twee helften op de grond. Een scherpe scheut pijn in mijn lies drukt me op de vloer.
Paniekerig bel ik Patricia op, die binnen een kwartier met Ruben mijn huis binnenloopt.
‘Baby, waarom heb je het ziekenhuis niet gebeld?’ vraagt Patricia terwijl ze me samen met Ruben omhooghijst en neerlegt op de bank.
‘Ik durfde niet.’
‘Zullen we dat samen doen dan?’ Patricia komt over alsof ze nergens aan denkt, maar ze is uiterst competent als het om belangrijke dingen gaat. Familie, vrienden en feestjes. De drie F’s, noemt ze het. Patricia houdt mijn hand vast terwijl we het ziekenhuis bellen.
Soms vraag ik me af of ik met een robot spreek
‘Nee, nu niet meer.’
Aan de andere kant stelt de ziekenhuismedewerker vragen om te achterhalen of ik een postoperatieve kwaal heb.
‘Opeens ja.’ Soms vraag ik me af of ik met een robot spreek, of een bandje met vooraf opgenomen audio.
‘Nee.’
‘Oke.’
Ruben komt uit de keuken met een pot thee en gebakjes. ‘En…’
‘Paracetamol als het weer gebeurt, en bellen bij koorts,’ zucht ik.
Ruben en Patricia kijken elkaar aan. ‘We blijven bij je slapen, Jeanelle.’ Het voelt betuttelend, maar ik sputter niet tegen en stiekem voel ik me geliefd.
Ruben zet nog een derde pot thee, Patricia browst naar een film en ik loop heen en weer naar het toilet. Ik moet zo vaak plassen dat ik de deur openlaat.
‘Wat is dit?’ Ruben heeft de doormidden gescheurde kaart in zijn handen en bekijkt die aandachtig.
‘Wow, weird. Wie heeft je dit gestuurd?’ Patricia is er als de kippen bij.
‘Heb je het over die kaart? Weet ik niet. Zal wel een grap zijn.’ Ik spoel het toilet door.
‘Van wie?’ Patricia heeft gelijk. Niemand anders weet ervan. Alleen wij en het ziekenhuispersoneel.
De deurbel klinkt. Het is vrij laat en we verwachten niemand. Ruben doet de deur open en verlaagt zijn stem: ‘Wie is daar?’
Patricia en ik sputteren het uit van het lachen.
Ruben doet de deur dicht en draait zich om. In zijn handen een mand met cadeautjes. Het is een van de kitscherigste dingen die ik ooit heb gezien. Zo uit een ouderwets prentje, met strik en al.
‘Wie gaf je dit net?’ Ik probeer na te gaan wie het zou kunnen zijn, maar kan me niemand voorstellen. Een ding weet ik wel: de afzender van het mandje en die rotkaart moeten een en dezelfde persoon zijn.
‘Niemand, het lag zo voor je deur. Ik ga even kijken of er nog iemand staat.’ Hij trekt zijn jas aan, loopt naar buiten en komt gauw terug. ‘Nee, niemand.’
Geen afzender. Eén voor één haal ik de spullen uit de mand, op zoek naar aanwijzingen. Een boeket, fopspeen, appels en babysokjes.
‘Wie het ook is, hij of zij weet van je operatie.’ Ruben kijkt ernstig.
‘En denkt dat je zwanger bent van een jongetje.’ Patricia houdt de lichtblauwe sokjes voor zich omhoog.
Heb ik een stalker?
Deze nacht lukt het me niet om te slapen. Die kaart. Die mand. Heb ik een stalker? Wie? Als ik Ruben en Patricia niet had, wist ik niet wie ik om hulp moest vragen. We liggen alle drie krapjes bij mij in bed. Ruben en Patricia zijn beiden al diep in slaap. Ruben snurkt, en Patricia’s neus fluit wanneer ze inademt. Een compositie die me in slaap wiegt.
‘Jeanelle, Jeanelle.’ Ruben schudt me wakker. Ondanks gisteren heb ik als een roos geslapen. Hun geschrokken gezichten lijken ongepast.
‘Holy shit!’ roept Patricia.
‘Wat?’ Ik wrijf de slaap uit mijn ogen en kijk naar de klok. Het is na elven. Ik kijk naar mijn tenen, maar kan ze niet zien. Mijn buik is zo dik dat mijn shirt strak staat. Ik trek het omhoog en staar naar een glimmende buik. ‘Wat is dit? Wat is dit?!’ Ik snel me naar de spiegel en val bijna om. Ik lijk wel hoogzwanger.
‘Holy…bel het ziekenhuis!’ schreeuwt Patricia terwijl ze vol ongeloof naar mijn buik kijkt.
Ruben ijsbeert met één hand in zijn haren en zijn telefoon in de andere: ‘Niet de politie?’
‘Wat gaan zij doen!’
‘Nee, ambulance!’ corrigeert Ruben zichzelf.
‘Ziekenhuis, ziekenhuis!’ roepen beiden tegelijk.
Verstomd zak ik naar de vloer. Hoe kan dit?

Ruben blijft bij me terwijl Patricia de situatie uitlegt aan het ziekenhuis. Bezorgd knielt Ruben naast me en positioneert kussens om me heen. ‘Echt bizar dit, doet het pijn?’
Mijn hoofd is gloeiend rood. Zweet druppelt van mijn voorhoofd en mengt zich met mijn tranen. Het voelt alsof er een gigantische kever in mijn buik een weg naar buiten baant. Ik schud nee en pers mijn lippen samen terwijl ik rustig probeer te blijven.
‘Jeanelle, niet liegen.’
‘Oké, oké, pffff. Fak, shit, ik kan niet meer! Godver, als ik hier verlamd uit kom, reanimeer mij dan niet!’
‘Oké, ze gaan zet-es-em iemand sturen.’
‘O nee, er gebeurt iets!’ Een warme golf stroomt over me heen.
We staren alle drie naar mijn buik en zien drie kleine bollingen uitpuilen.
‘Fak, fak, fak’, gil ik uit.
‘O, ooo, ooo nee. Wat moeten we doen?!’ Ruben kijkt verschrikt en Patricia is voor een keer sprakeloos.
Ik hap naar lucht, alsof er niet genoeg is. Met mijn handen maak ik een kommetje om in te ademen, maar zelfs dat helpt niet. Ba dum, ba dum. Mijn hart kan elk moment uit mijn kas springen. Ba dum, ba dum.
De deurbel gaat, buiten horen we een vrouw roepen. ‘Hallo, is daar iemand?’
We kijken elkaar verrast aan.
‘Dat is snel.’ Patricia snelt naar de deur en laat de vrouw binnen.
Mijn schouders ontspannen en ik kan weer ademen.
Ruben aait me over mijn hoofd. ‘O Jeanelle, we gaan dit fixen. Ik blijf bij je en Patricia ook.’
Ik knik.
Patricia en de onbekende vrouw komen de kamer binnen.
‘Jeany, dit is…? Wat is uw naam?’ triomfantelijk stelt Patricia de vrouw voor.
‘Niet belangrijk.’ De vrouw schuift wat spullen van mijn dressoir aan de kant, en grist in haar tas. Ze draagt geen uniform maar een soort ouderwetse jurk.
‘Kunnen we helpen?’ Patricia bindt haar haren vast met een elastiekje. Ook Ruben stroopt zijn mouwen op.
‘Wanneer komt de ambulance?’ puf ik op de vloer, omringd door Rubens kussenconstructie.
‘Nee, nee. Dat is niet nodig. Wat jullie kunnen doen, is weggaan.’ De vrouw wijst directief mijn vrienden naar de deur.
‘Weggaan?’ Patricia trekt een vies gezicht. ‘Maar wij zijn haar —’
‘Dit is een heel delicate situatie. Toeschouwers zijn niet welkom.’ De vrouw wacht niet op hun reactie, verdwijnt in de badkamer en draait de kraan open.
‘Patricia, laten we…’ Ruben tilt zijn hand op en geeft me een laatste aai over de bol. ‘Je kan het Jeanelle.’
‘Jeany…’ Patricia blaast een kus naar me toe.
Ruben neemt Patricia bij de arm en ik hoor ze het huis uit gaan.
De haren op mijn lijf staan rechtovereind
Ik ben alleen in huis met de vreemde zuster. De kraan in de badkamer stopt met stromen. Haar voetstappen zijn zwaar en doen de vloer trillen. Ze humt een deuntje dat ik niet ken.
Ik licht de vrouw zoveel mogelijk in en biedt mijn arm aan voor controles. ‘Dank u dat u er zo snel bent, ik weet echt niet wat er aan de hand is. Ik dacht eerst dat het lucht —’
Ze duwt mijn arm opzij, knielt naast me en raakt met haar koude handen mijn bolle buik aan. De haren op mijn lijf staan rechtovereind.
‘Het komt goed.’ Ze kijkt mijn glimmende buik gretig aan.
‘Wat is er met me —’
‘Ssssshhhh.’
Ik sluit mijn ogen in de hoop dat haar lichamelijk onderzoek snel voorbij is.
‘Het komt allemaal goed,’ herhaalt ze.
Een scherpe pijn in mijn buik doet me kwijlen.
‘O, de jongen is heel beweeglijk,’ zegt ze terwijl een koude druppel op me valt.
‘De jongen?’ In een ruk open ik mijn ogen. De vrouw houdt een spuitje op. Mikt het in mijn bovenbeen en drukt een koude vloeistof naar binnen. Tegenstribbelen is geen optie, mijn lichaam wordt loodzwaar. Ik voel mijn vingers niet en heb geen controle.
Ik beweeg de kussens opzij om mezelf omhoog te drukken. Met een duw drukt ze mij terug op de vloer, klimt ze over me heen en plaatst zich op mijn onderlijf. Ik zit vast. In haar hand een scalpel. Haar wilde ogen kijken dwars door me heen. In drie halen haalt ze uit naar mijn buik, maar ze is niet klaar. Ze begint in mij te graaien. Haar armen, gezicht en jurk kleuren rood van mijn bloed. Het plafond draait om me heen. Het is koud.
‘Praat maar niet schatje’
‘Patricia? Ruben?’ Ik lig in een Uber die me naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis raast.
‘Wow. Gekkenhuis.’ De Uberchauffeur doet zijn best om door alle rode lichten te rijden. Hij manoeuvreert zich als een autocoureur door het verkeer.
‘Wat is er gebeurd?’ Mijn keel is droog.
‘Praat maar niet schatje.’ Ruben drukt een doek strak op mijn buik, terwijl Patricia me vertelt wat er gebeurd is.
‘We voelden al aan dat er iets niet klopte. Toen we naar het ziekenhuis belden, zeiden ze dat er nog geen ambulance gestuurd was. Ruben heeft die vrouw van je afgetrokken en een paar goeie klappen gegeven.’
Rubens knokkels zijn dik.
‘Waar is ze?’
‘Weten we niet, ze rende weg met —’ Patricia’s stem valt weg in de achtergrond.
‘Wakker blijven Jeanelle!’ echoot Rubens stem in mijn hoofd, voordat het donker wordt.
Gepiep van monitoren en gedruppel van infuuszakken. Witte lampen en gesloten gordijnen. Ik lig in een bed met de hekken omhoog. De beademing zit diep in mijn keel. Een schaduw verschijnt op het gordijn en humt een deuntje dat ik ken. De gordijnen worden opengetrokken.
‘Ssssshhh. Het komt allemaal goed.’
Over de auteur
Fairuza Pamenan (1989) is een schrijver en kunstenaar met een onorthodoxe achtergrond. Als het zijn van een verpleegkundige haar roeping is, dan is het schrijven van viscerale verhalen haar missie. Ze heeft Beeld en Taal gestudeerd aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam om deze twee contrasterende sectoren samen te brengen. Als resultaat schreef ze een Engelstalige novelle (MADDIE). Spanning, ongemak, surrealisme: drie woorden die haar schrijfstijl kenmerken.
Over de illustrator
Jort van Meeteren (1994) is beeldend kunstenaar, illustrator, (eind)redacteur en copywriter. Zijn collagewerken en illustraties kenmerken zich door droomachtige beelden en psychedelische taferelen. Hij heeft gewerkt in opdracht van onder meer De Volkskrant, Algemeen Dagblad, Excelsior Recordings, Hard//hoofd en The Daily Indie.
Lees meer uit de categorie De Exorcist
Herbruikbaar
Door Django Mathijsen en Anaïd HaenEen man van middelbare leeftijd maakt zich klaar om te gaan hardlopen. Eenmaal bij de atletiekbaan hoort hij een onaangenaam geluid, dat in dit gruwelijke verhaal van Django Mathijsen en Anaïd Haen een méér dan een sinistere rol blijkt te spelen.