Vers in de etalage
Door Ellen Deckwitz
BROERTJE I
Langs wateraders hangt een raam in de lucht,
het skelet van de bouwtekening valt
weg. Holle palen, fluisterpijpjes van de hel.
De zoldering houdt zijn afgestroopte klauwen
dwars over de nokbalken, ik lig eronder
met de handen voor de mond, hopelijk
horen ze me wel.
Mijn broertje neemt krakend naast me plaats,
een oog hangt in zijn hoofd, hij houdt de handen
boven me gebogen, fluistert dat hij niet instorten zal.
—
BROERTJE II
Men zegt dat mijn broertje slecht eet.
Wacht tot hij zijn huid niet meer aantrekt.
Maar hij lacht wanneer ik kleren koop.
Giechelt je lijf zit om de verkeerde geest.
Telkens laat hij me uit zijn hoofd
geboren worden. Hij schenkt me een leven
waartegen ik me afzet en door al het goede
waad.
Er was eens een jongen met een vel
zo dun dat je takken zag!
Hij zette me een geest op,
kroop terug in mijn hoofd.
En als ik de trap neem
kijk ik achterom.
—
BROERTJE III
Een aalscholver stort uit de wolken, scheert
over het water.
Hij roept over golftoppen en hun harpoenen.
Weigert te blijven, hij blijft altijd de vlag,
bestaat bij gratie van ontsnappingspogingen
aan de mast. Hij weigert te bestaan
op de plek waar de wreedheid
vrede heet. Lacht, laat zichzelf
te water. Voor hem is mogelijkheid
geen reling, geen dag die kalm wegvaart
terwijl de schemering zacht
aan de voeten knaagt.
—
BROERTJE IV
Opstaan. En rol die grasmat van je af.
Wat sliertjes ziel in je haren ik strijk ze
weg gelijk de aarde, ik maak er leeslinten van.
Leg ze in je album, tussen de kliekjes
waarop licht brandt dat nooit oplaait.
En ik wrijf een steentje uit je oogkas
en ik wrijf je voeten warm. En ik wrijf
een steentje uit je album
en sla je vel dan om.
—
De cyclus ‘Broertje’ vormt onderdeel van de bundel De Steen Vreest Mij, die in april 2011 zal verschijnen bij Nijgh en Van Ditmar
Over de auteur
Ellen Deckwitz is een Nederlandse dichteres, schrijfster, theatermaakster en columniste. Ze schrijft onder meer voor NRC Next, NRC Handelsblad en De Morgen.
Lees meer uit de categorie poëzie
Poëzie: Shabnam Baqhiri
Door Shabnam BaqhiriMensenmeeuw Gelaten meeuwen. Niemand ziet ze nog. Niemand hoort ze nog. Voelen doet de mens niet meer. Ik ruik verbrand. Eén vleugel twee vleugel. Als wind nagedaan kon worden dan deed deze meeuw wel heel erg zijn best. Snavel zo groot als mijn hand, één vinger twee vinger drie vinger vier vinger vijf vinger geen. […]