De weg van Santiago
Door: Yannick Bats
Beeld: Zep de Bruyn
19 april 2023
Toen ik hem tegenkwam liep ik door Zwitserland, althans, daar leek het op: het waren de bergen van Asturië. Hij liep al een tijdje voor me, en hoewel ik hem ongeveer drie keer mijn leeftijd schatte, liep hij net zo snel als ik, misschien zelfs sneller. Ik kon hem dus niet inhalen, wat ik bij andere passanten wel had gedaan; ik wilde meters maken. Toen hij een keer stopte om een boom te inspecteren, passeerde ik hem. Ik hoorde hem zeggen: ‘Onverwachts, maar niet gek, dat de kurkeik hier groeit, in het koude Asturië. Deze vallei staat georiënteerd op de zuidkant, met een opening naar de zon, het is hier warm hè, jongen?’
Ik draaide me naar hem toe, en zag dat hij naar me glimlachte. ‘Sorry?’ vroeg ik.
‘De Quercus suber, die groeit voornamelijk in het warme Zuid-Spanje en Portugal, niet hier. Maar hier staat hij toch, hij vervult zijn niche. De natuur vult alle gaatjes.’
‘Ik weet niet zoveel van de natuur af,’ gaf ik toe, ‘maar ik vind het wel mooi.’
‘Als ik thuis door het bos loop neem ik altijd wat schors mee van deze boom, dan snij ik er een passend kurkje uit, en als ik dan mijn flessen wijn vul, dan dop ik ze daarmee af,’ zei hij blij. Hij opende zijn rugzak en haalde zo’n fles tevoorschijn: ‘Wil je ook? Krijg je energie van.’ Ik nam een slok.
Samen liepen we verder, zijn naam was Santiago Espinosa. Hij vertelde me dat hij een timmerman was en dat hij jaren geleden uit Peru was gekomen om hier te werken. Hij woonde al ongeveer vijftig jaar in Spanje, in Cordóba.
‘Ik kom uit een Peruaanse vissersfamilie, maar ik ben altijd een goede timmerman geweest. Op een dag, tientallen jaren geleden, moest ik voor een grote architect een tafel maken. Mahonie, kers en notenhout, goed afgewerkt. Meneer was zo onder de indruk dat hij mij een paar weken na het maken van de tafel opzocht in mijn atelier en mij vroeg om een maquette voor hem te maken. Ik had er nog nooit van gehoord, maar voordat ik me dat realiseerde, had ik al toegezegd. De volgende dagen kocht ik boeken over maquettes om te studeren. Ik ging ermee aan de slag en een paar maanden later was hij af: mijn eerste maquette.’
‘Was de architect er blij mee?’
‘Ik heb nooit meer wat anders gedaan. Wat doe jij, jongeman?’
‘Ik ben muzikant, trompettist in de modale jazz. Dat vind ik het mooist, de modale jazz, maar het is niet hip, dus ik speel alleen in obscure barretjes. Verder geef ik les. Ik kom rond, maar ik loop hier met lege zakken.’
Het is absoluut noodzakelijk dat je hier rookt
Al lopend spraken we over muziek en de modi. Hij was vooral gefascineerd door de flamenco, en de eigenzinnigheid van die derde noot van de frygisch dominant zag ik ook bij hem. Hij benoemde alle bomen en waarom ze daar groeien, zoals de witte populier langs de beek, waarvan in sommige dorpen in de regio schijnbaar alle huizen zijn gemaakt, of de wolken, en waarom ze er zo uitzien, zoals de Lenticulariswolken die als ufo’s over de heuvels vliegen. Alles had een naam en een reden, maar niks had een doel, in tegenstelling tot ons, had ik gezegd, wij hadden wel een doel, maar toen Santiago vroeg wat dat dan moest zijn had ik geen antwoord.
Ik realiseerde me dat Santiago heel veel sprak en niet van plan was daarmee te stoppen. Het intrigeerde me, maar tegelijkertijd wist ik niet zeker of hij gek was. Ik bedacht dat het een onderdeel van de ervaring moest zijn, dus besloot ik te luisteren.
‘Wij mensen categoriseren om grip te krijgen op de werkelijkheid: als alles een naam heeft, dan kunnen we deze namen verbinden met elkaar op basis van… van alles, dat mogen we zelf bepalen. Kennis van de werkelijkheid is niets meer dan een fylogenetische boom van namen en woorden in ons hoofd. Aan de basis van deze stamboom, de root node, staat God: “In den beginne was het Woord, en het Woord was God,”’ zei Santiago lachend. ‘Maar je begrijpt als muzikant natuurlijk dat je hiermee de werkelijkheid volledig discretiseert, terwijl ze werkelijk continu is.’
Na een paar uur stopten we bij een herberg om te eten en te rusten. Ik was kapot, mijn voeten waren verlamd. Ik nam een kopje koffie en een tortilla de patata, Santiago nam bier en een sigaret: ‘De lucht is hier te schoon, jongen, ze bevat te veel zuurstof. Het is absoluut noodzakelijk dat je hier rookt. Teer is een antioxidant, begrijp je?’ zei hij grinnikend.
We werden vergezeld door een lage zon, het vrolijke gekrijs van gierzwaluwen, en de zoete geur van amandelbloesem: een tijdloze lente. ‘Waarom ben je hier werkelijk?’ vroeg hij. ‘Niemand loopt hier zonder reden.’
‘Op een dag werd ik wakker, naast de zoveelste vrouw zonder naam, met hoofdpijn, ongemak. “Wil je ontbijt?” – “Nee, ik denk dat ik beter naar huis kan gaan.” Opgelucht kon ik dan weer ademhalen, hetzelfde riedeltje. Naar bed gaan met wie je wilt, zonder de verantwoordelijkheid; de essentie van het man-zijn. Maar na die ochtend bedacht ik: is de vrijheid niet werkelijk het tegenovergestelde, om naar bed te gaan met niemand, met alle verantwoordelijkheid? De volledige keuze hebben, om iets niet te doen. De onrust, het ongemak, de oppervlakkigheid, is dat werkelijk vrij zijn? Een continue opvulling van leegte, om de eenzaamheid te onderdrukken, zoals een alcoholist die blijft drinken. Ik wist me geen raad met deze gedachten, dus besloot ik te gaan lopen.’
De lucht kleurde rood en de laaghangende zon scheen in Santiago’s gezicht. De diepe groeven accentueerden zijn kastanjekleurige ogen. Ik zag nu pas hoe oud hij was.
Ik besloot naar bed te gaan, hij nog niet. Ik herinner me dat ik fijne dromen had, maar ik weet niet meer precies waarover. Iets met een woestijn met het roodste zand dat ik ooit had gezien, maar dus nog nooit gezien had. Ik werd uitgerust wakker.
Toen ik bij het barretje in het dorp aankwam zat Santiago daar al te ontbijten. Ik ging bij hem zitten. Hij vertelde over hoe hij altijd zes uur sliep. Niet meer en niet minder. Hij zei: ‘Mensen zeggen altijd dat je acht uur moet slapen om uitgerust te zijn, dat is niet zo. Als je je hele leven zes uur in plaats van acht uur slaapt, en je ervan uitgaat dat je tachtig wordt, dan leef je 58400 uur langer, dat zijn 2433 dagen. Hoe denk je dat ik de beste maquettemaker van Europa ben geworden, jongen, door elke dag vroeg naar bed te gaan?’ Ik bedacht dat hij er misschien zo oud uitzag, omdat hij werkelijk langer had geleefd dan zijn leeftijd.
Toen we eenmaal weer op weg waren, zat de pas er goed in. Kilometers aan gesprekken, of monologen, langs het Cantabrisch Gebergte, tot de dennenbomen van Galicië, die je van kilometers afstand al kon ruiken.
‘De grote profeet Hermes Trismegistus zei eens tegen Asclepius: “Het mysterie van eeuwige voortplanting werd bedacht door God en door hem, de heer van de hele Natuur, aan alle schepselen geschonken, waar in de Natuur de grootste tederheid, geluk, verlangen en goddelijke liefde huizen,”’ zei Santiago op een gegeven moment. ‘Ik refereer aan waar je gister over vertelde, waarom je hier loopt.’ Hij haalde een sigaret tevoorschijn en stopte die in zijn mond. ‘Het schijnbare probleem met wat men conventioneel “atheïsme” noemt is dat het onvermijdelijk tot een soort nihilisme leidt, waarin niks werkelijk waarde heeft, en er een existentieel vacuüm ontstaat. Het resultaat is in veel gevallen, zoals in jouw geval, een hedonistische kijk op het leven, waarin kortetermijngeluk nagestreefd wordt: drank, drugs, seks, of iets anders onder de noemer van vrijheid, om van de ratio te kunnen ontsnappen. Dit gaat altijd gepaard met een bepaalde vorm van somberheid, of zoals ik het net noemde, een existentieel vacuüm. Wat je je moet realiseren, jongen, is dat het tijdelijke van deze dingen ze onvolmaakt maakt. Een korte roes, een intiem moment met een vrouw die je daarna nooit meer ziet, een leven dat bestaat uit losse ervaringen in plaats van één enkele lange ervaring. Geluk zit hem in de dingen die gedaan worden met de veronderstelling van oneindigheid. De oneindigheid is een eigenschap van God. De allesomvattendheid, dat is perfectie, en dat is God.’ Hij nam één lange teug van zijn sigaret, en vervolgde: ‘Toen kennis van de darwinistische evolutie Nietzsche God dood deed verklaren, leidde dit tot een nihilistische periode van zelfkennis, waar we ons nog steeds in bevinden. Als we slechts bestaan om het bestaan, zonder doel, wat heeft dan werkelijk waarde? Als het feit dat we voortplantende dieren zijn de essentie van het mens-zijn is, waarom zouden we dan niet ons enkel hiermee bezighouden? Maar ik zal je vertellen, jongen, wij mensen zijn slaven geworden van de evolutie: toen miljarden jaren geleden, in een nog gewetenloze wereld, door een uiterst toevallige samenloop van factoren materie ontstond die in staat was te repliceren, was het leven geboren. Als het product van willekeur en de wetten van natuurlijke selectie en thermodynamica ontstond het leven in een construct van oneindige voortplanting. Van eencelligen tot uiterst complexe structuren, zoals vinarmigen, die met een soort aangegroeide lampion prooidieren lokken in de diepzee, of homo sapiens, die kerncentrales kunnen bouwen en op de maan kunnen lopen. Schijnbaar tegen de wet van entropie ontstond er alsmaar meer orde. Iets, een bepaalde bron van energie, moet hier de oorzaak van zijn. Dit is waarom in zoveel culturen de zon aanbeden wordt: de Japanners, de Egyptenaren, en mijn voorouders, de Quechua, die Inti de zonnegod aanbaden. Zij begrepen dat het de zon is die ten grondslag ligt aan het zelforganiserende construct dat de evolutie van het leven is. Daarmee is de zon de bron van het leven, en dat is iets goddelijks uiteraard. Aangezien de evolutie een zichzelf in stand houdend construct is, zijn alle producten van deze evolutie, dat wil zeggen, alle entiteiten die voortplanten, onderworpen aan dit voortplantingsbeginsel. We zijn gemaakt om onszelf te vermenigvuldigen, opdat het construct blijft bestaan. Je moet alle individuen niet zien als losse schepsels, maar als onderdeel van één gigantisch schepsel in de ruimte en in de tijd, de evolutie.’
Een vlucht spreeuwen vormde een ondefinieerbare wolk die dansend over ons heen vloog.
Heb jij de liefde ooit gevonden?
‘Maar moet je nagaan, jongen, wij mensen zijn tot dusver bekend de enige dieren die zich hier bewust van kunnen worden. Bewust van het feit dat alles wat we willen, doen, voelen, voortkomt uit een beginsel dat het construct, waarvan wij net zo’n onderdeel zijn als het eerstvolgende dier, in stand dient te houden: de evolutie, het levenswerk van God. Maar het is ons verstand dat ons in staat stelt dit te overstijgen, om tot het niveau van God te komen. Nietzsche zei dat God was vermoord door de wetenschap, maar eigenlijk is God erdoor gevonden. Sterker nog, ons wetenschappelijk denken, de rede, is een onderdeel van God. Het besef van de oneindigheid, en je rol erin, kan jou verzoening geven, jongen. Een groots filosoof noemde dit ooit de intellectuele liefde voor God, de bewustwording van de allesomvattendheid. En dat is waarom liefde alle aspecten heeft van iets goddelijks, omdat het oneindigheid veronderstelt. Liefde is iets wat de evolutie, de Natuur, of God, ons heeft meegegeven, en is zo fundamenteel voor ons bestaan, dat een mens in essentie het meest mens is, als hij of zij liefde voelt.’
‘Heb jij de liefde ooit gevonden?’ vroeg ik hem.
‘Ik voel liefde als ik de geur van Noord-Spaanse lindebloesem ruik in juni, of als ik kijk naar een oude foto van mijn moeder; als ik ’s ochtends wakker word en koffie drink met mijn eerste sigaret, of als ik de flamencodanseres en gitarist in perfecte symbiose zie. Ik voel liefde elke keer als ik mijn beitel langs een stuk rood cederhout haal, en de zoete aroma’s mijn neus in druipen; als ik lekker eet, en lekker slaap. Ik voel liefde voor iedereen die liefde voelt. Ik leef verder een celibaat bestaan, alleen, maar nooit eenzaam. Ik hoef geen onderdeel te zijn van de evolutie. Ik zie God in andere dingen.’
De volgende ochtend liep ik de laatste kilometers alleen, niet omdat ik dat wilde, maar omdat Santiago nergens te bekennen was toen ik wakker werd. Ik liep langs de velden en de bossen, de dorpen en de rivieren, met de zon op mijn linkerschouder, altijd aanwezig. Ik beklom de Monte do Gozo, en zag voor het eerst mijn doel, de drie torens.
Hoewel de laatste vier kilometer fysiek het zwaarst waren, kan ik me de pijn niet herinneren. Opeens was ik er, op het Praza do Obradoiro. Ik knielde tot de grond, alsof iets me hier naartoe drukte. Tussen Sint-Jacob en zijn schelp scheen de zon fel op mijn gezicht.
Over de auteur
Yannick Bats (1997)is een biologie- en oceanografiestudent. Hij is geïnteresseerd in het verleden, de natuur en filosofie. Al zijn verhalen hebben betrekking op deze drie dingen. Zijn inspiratiebronnen zijn Spinoza, om zijn filosofie, Harry Mulisch, om zijn interesse in de wereld, en Cees Nooteboom, om zijn prachtige manier van schrijven.
Over de illustrator
Zep de Bruyn is een tekenaar en visueel ontwerper. Hij is ook redacteur bij De Optimist. www.zepdebruyn.nl is zijn website, @zepdebruyn zijn Instagram.
Lees meer uit de categorie kort verhaal
De Surrealist: Hoop, de laatste
Door Bram de RidderIn dit beklemmende verhaal van Bram de Ridder voert Aron het woord. Je zit in zijn hoofd en hallucineert met hem mee, terwijl je wordt meegenomen in een stroom van gedachten en associaties. Een koeienregen, gesprekken met Jim Morrison en cassettebandjes – niets is te gek.